Tłumaczenia dla hasła „coproduzierend“ w niemiecko » niderlandzki słowniku

pro·du·ˈzie·ren¹ [produˈ͜tsiːrən] CZ. cz. przech.

1. produzieren (anfertigen):

produzieren

produceren

produzieren

vervaardigen

produzieren

voortbrengen

2. produzieren pot. (verursachen):

produzieren

produceren

produzieren

veroorzaken

Unsinn produzieren

onzin uitkramen

re·pro·du·ˈzie·ren¹ [reprodʊˈ͜tsiːrən] CZ. cz. przech.

reproduzieren

reproduceren

ob·du·ˈzie·ren [ɔpdʊˈ͜tsiːrən] CZ. cz. przech. MED.

obduzieren

een lijk openen

obduzieren

sectie verrichten

re·du·ˈzie·ren¹ [reduˈ͜tsiːrən] CZ. cz. przech.

1. reduzieren:

reduzieren

reduceren

reduzieren

verminderen

reduzieren

terugbrengen

auf die Hälfte reduzieren

tot de helft reduceren

2. reduzieren:

reduzieren

reduceren

reduzieren

herleiden