Tłumaczenia dla hasła „Meisterschaften“ w niderlandzko » niemiecki słowniku

(Przełącz na niemiecko » niderlandzki)

mees·ter·schap [mestərsxɑp] RZ. r.n. geen l.mn.

1. meesterschap (volmaakte beheersing van een vak):

meesterschap

Meisterschaft r.ż.

2. meesterschap (macht, gezag):

meesterschap

Beherrschung r.ż.

meesterschap

Herrschaft r.ż.

over·schat·ten <overschatte, h. overschat> [ovərsxɑtə(n)] CZ. cz. przech.

overschatten

überschätzen

on·der·schat·ten <onderschatte, h. onderschat> [ɔndərsxɑtə(n)] CZ. cz. przech.

onderschatten

unterschätzen

ver·schaf·fen <verschafte, h. verschaft> [vərsxɑfə(n)] CZ. cz. przech.

verschaffen

verschaffen

verschaffen (concrete zaken)

beschaffen

verschaffen (concrete zaken)

besorgen

iem geld verschaffen

jdm Geld beschaffen

iem genoegdoening verschaffen

jdm Genugtuung geben

iem hulp verschaffen

jdm Hilfe leisten

wat verschaft mij het genoegen?

was verschafft mir das Vergnügen?

dat verschaft mij de mogelijkheid om …

das verschafft mir die Möglichkeit, …

zich toegang verschaffen

sich C. Zutritt verschaffen

neer·schie·ten¹ <schoot neer, i. neergeschoten> [nersxitə(n)] CZ. cz. nieprzech.

neerschieten (naar beneden storten: voorwerpen)

hinuntersausen

neerschieten (naar beneden storten: voorwerpen)

heruntersausen

neerschieten (naar beneden storten: vogels)

abschießen

werk·ver·schaf·fing [wɛrkfərsxɑfɪŋ] RZ. r.ż. geen l.mn.

werkverschaffing

Arbeitsbeschaffung r.ż.

dit is gewoon werkverschaffing przen.

das ist einfach sinnlose Arbeit

schaf·ten <schaftte, h. geschaft> [sxɑftə(n)] CZ. cz. nieprzech.

1. schaften (eten):

schaften

essen

2. schaften:

schaften (pauzeren)

eine Pause machen

schaften ('s ochtends)

eine Frühstückspause machen

meis·jes·ach·tig [mɛiʃəsɑxtəx] PRZYM.

meisjesachtig

mädchenhaft

pries·ter·schap [pristərsxɑp] RZ. r.n. geen l.mn.

priesterschap (ambt)

Priesteramt r.n.

priesterschap (waardigheid)

Priesterwürde r.ż.

be·ter·schap [betərsxɑp] RZ. r.ż. geen l.mn.

1. beterschap (verbetering):

beterschap

Besserung r.ż.

ik wens u beterschap

ich wünsche Ihnen gute Besserung

2. beterschap (herstel van gezondheid):

beterschap

Gesundung r.ż.

beterschap

Besserung r.ż.

wa·ter·scha·de [watərsxadə] RZ. r.ż. geen l.mn.

waterschade

Wasserschaden r.m.

teis·te·ren <teisterde, h. geteisterd> [tɛistərə(n)] CZ. cz. przech.

1. teisteren (ernstig schaden):

teisteren

heimsuchen

2. teisteren (kwellen):

teisteren

heimsuchen

teisteren

plagen