niderlandzko » niemiecki
Widzisz podobne wyniki: besnijden , benijden , opensnijden , versnijden , beeldzijde , beeldsnijkunst , doorsnijden , fijnsnijden , aansnijden , uitsnijden , opsnijden , insnijden i afsnijden

be·snij·den <besneed, h. besneden> [bəsnɛidə(n)] CZ. cz. przech.

beeld·zij·de <beeldzijde|n> [beltsɛidə] RZ. r.ż.

ver·snij·den <versneed, h. versneden> [vərsnɛidə(n)] CZ. cz. przech.

1. versnijden (in stukken snijden):

versnijden
zerschneiden

open·snij·den <sneed open, h. opengesneden> [opə(n)snɛidə(n)] CZ. cz. przech.

be·nij·den <benijdde, h. benijd> [bənɛidə(n)] CZ. cz. przech.

beeld·snij·kunst [beltsnɛɪkʏnst] RZ. r.ż. geen l.mn.

af·snij·den <sneed af, h. afgesneden> [ɑfsnɛidə(n)] CZ. cz. przech.

in·snij·den <sneed in, h. ingesneden> [ɪnsnɛidə(n)] CZ. cz. przech.

1. insnijden (een snee maken in):

insnijden
einschneiden

3. insnijden (besnoeien):

insnijden
beschneiden

op·snij·den1 <sneed op, h. opgesneden> [ɔpsnɛidə(n)] CZ. cz. przech. (snijden)

uit·snij·den <sneed uit, h. uitgesneden> [œytsnɛidə(n)] CZ. cz. przech.

aan·snij·den <sneed aan, h. aangesneden> [ansnɛidə(n)] CZ. cz. przech.

fijn·snij·den <sneed fijn, h. fijngesneden> [fɛinsnɛidə(n)] CZ. cz. przech.

door·ˈsnij·den1 <doorsneed, h. doorsneden> [dorsnɛidə(n)] CZ. cz. przech.

Przeszukaj słownik

niderlandzki

Interfejs: Deutsch | English | Español | Italiano | Polski
Przeszukaj słowniki
Najbardziej popularne