Tłumaczenia i wymowa flüchtiger w niderlandzko » niemiecki słowniku

(Przełącz na niemiecko » niderlandzki)

vluch·tig <vluchtige, vluchtiger, vluchtigst> [vlʏxtəx] PRZYM.

vluchtig

flüchtig

ons vluchtig bestaan

unser flüchtiges Dasein

een vluchtige blik op iets slaan

einen flüchtigen Blick auf etw B. werfen

vluchtige olie

flüchtige(s) Öl r.n.

ver·vluch·ti·gen <vervluchtigde, i. vervluchtigd> [vərvlʏxtəɣə(n)] CZ. cz. nieprzech.

vervluchtigen

sich verflüchtigen

vervluchtigen

verfliegen

mach·ti·gen <machtigde, h. gemachtigd> [mɑxtəɣə(n)] CZ. cz. przech.

machtigen

ermächtigen

machtigen

bevollmächtigen

iem tot betaling machtigen

jdn eine Zahlungsvollmacht erteilen

be·gun·sti·ger <begunstiger|s> [bəɣʏnstəɣər] RZ. r.m.

begunstiger

Gönner r.m.

begunstiger

Förderer r.m.

begunstiger van de kunst

Kunstförderer

fluc·tu·a·tie <fluctuatie|s> [flʏktywa(t)si] RZ. r.ż.

fluctuatie

Fluktuation r.ż. form.

fluctuatie

Schwankung r.ż.

fluc·tu·e·ren <fluctueerde, h. gefluctueerd> [flʏktywerə(n)] CZ. cz. nieprzech.

fluctueren

fluktuieren form.

fluctueren

schwanken

zes·ti·ger <zestiger|s> [sɛstəɣər] RZ. r.m.

zestiger

Sechziger r.m.

vijf·ti·ger <vijftiger|s> [fɛiftəɣər] RZ. r.m.

vijftiger

Fünfziger r.m. pot.

vijftiger

Mann r.m. von etwa fünfzig Jahren

op·luch·ting [ɔplʏxtɪŋ] RZ. r.ż. geen l.mn.

opluchting

Erleichterung r.ż.