niderlandzko » niemiecki

ge·we·zen1 [ɣəwezə(n)] PRZYM.

gewezen
gewezen
ex-
gewezen
Ex-
een gewezen minister

ge·we·zen2 CZ.

gewezen volt. deelw. van wijzen¹, wijzen², wijzen³

Zobacz też wijzen , wijzen , wijzen

wij·zen3 <wees, h. gewezen> [wɛizə(n)] CZ. cz. nieprzech.

2. wijzen (op een punt gericht zijn):

wij·zen1 <wees zich, h. zich gewezen> [wɛizə(n)] CZ. wk ww

wijzen zich wijzen (blijken):

Przykładowe zdania ze słowem gewezen

een gewezen minister

Interfejs: Deutsch | English | Español | Italiano | Polski