Tłumaczenia dla hasła „uitlaten“ w niderlandzko » niemiecki słowniku

uit·la·ten¹ <liet zich uit, h. zich uitgelaten> [œytlatə(n)] CZ. wk ww

uitlaten zich uitlaten (zich uiten):

uitlaten

sich äußern

uitlaten pej.

sich auslassen

zich niet over iets uitlaten

sich über etw B. ausschweigen

zich ongunstig over iem uitlaten

sich negativ über jdn äußern

uit·la·ten² <liet uit, h. uitgelaten> [œytlatə(n)] CZ. cz. przech.

1. uitlaten:

uitlaten (naar buiten laten: bezoeker)

hinauslassen

uitlaten (naar buiten laten: bezoeker)

hinausbringen

uitlaten (naar buiten laten: hond)

ausführen

uitlaten (naar buiten laten: gas, lucht)

rauslassen

2. uitlaten (niet aandoen):

uitlaten

auslassen

3. uitlaten (niet aansteken):

uitlaten

auslassen

Przykładowe zdania ze słowem uitlaten

zich ongunstig over iem uitlaten

sich abfällig über jdn auslassen

zich niet over iets uitlaten

sich über etw B. ausschweigen

zich afkeurend over iem/iets uitlaten

sich abfällig über jdn/etw äußern