Tłumaczenia dla hasła „bevrachter“ w niemiecko » niderlandzki słowniku

(Przełącz na niderlandzko » niemiecki)

Be·ˈtrach·ter(in) <Betrachters, Betrachter> [bəˈtraxtɐ] RZ. r.m.(r.ż.)

1. Betrachter:

Betrachter(in)

toeschouwer(toeschouwster) r.m. (r.ż.)

Betrachter(in)

(be)kijker((be)kijkster) r.m. (r.ż.)

2. Betrachter:

Betrachter(in)

waarnemer(waarneemster) r.m. (r.ż.)

ˈFrach·ter <Frachters, Frachter> [ˈfraxtɐ] RZ. r.m.

Frachter

vrachtboot

Frachter

vrachtschip r.n.

Be·ˈob·ach·ter(in) <Beobachters, Beobachter> [-tɐ] RZ. r.m.(r.ż.)

Beobachter(in)

waarnemer(waarneemster) r.m. (r.ż.)

Ge·ˈläch·ter <Gelächters, Gelächter> [gəˈlɛçtɐ] RZ. r.n. meist l.poj.

1. Gelächter:

Gelächter

gelach r.n.

in (ein) Gelächter ausbrechen

in gelach uitbarsten

schallendes Gelächter

geschater

2. Gelächter veraltet podn.:

Gelächter

voorwerp r.n. van spot

ˈGut·ach·ter(in) <Gutachters, Gutachter> [ˈguːtʔaxtɐ] RZ. r.m.(r.ż.)

Gutachter(in)

deskundige r.m. en r.ż.

Gutachter(in)

expert r.m. en r.ż.

Gutachter(in)

adviseur(adviseuse) r.m. (r.ż.)

ˈSchlach·ter(in) <Schlachters, Schlachter> [ˈʃlaxtɐ] RZ. r.m.(r.ż.)

1. Schlachter (im Schlachthof):

Schlachter(in)

slachter r.m. en r.ż.

2. Schlachter połnocnoniem. (im Fleischerladen):

Schlachter(in)

slager r.m. en r.ż.

Ver·ˈpäch·ter(in) <Verpächters, Verpächter> RZ. r.m.(r.ż.)

Verpächter(in)

verpachter(verpachtster) r.m. (r.ż.)

ˈLeuch·ter <Leuchters, Leuchter> [-tɐ] RZ. r.m.

1. Leuchter:

Leuchter

luchter

Leuchter

luster

Leuchter

lichtkroon

Leuchter

lamp

2. Leuchter:

Leuchter

kandelaar

ˈTrich·ter <Trichters, Trichter> [ˈtrɪçtɐ] RZ. r.m.

Trichter (Explosionskrater, Einfülltrichter)

trechter

Trichter MUZ. (von einer Trompete)

beker

auf den (richtigen) Trichter kommen pot.

het doorhebben [o. snappen]

jdn auf den (richtigen) Trichter bringen pot.

iem op weg helpen

jdn auf den (richtigen) Trichter bringen pot.

iem op het (goede) spoor zetten [o. brengen]

jdm etw mit dem Nürnberger Trichter beibringen [o. einpauken] żart.

iem iets op de meest eenvoudige manier/met de grootste moeite bijbrengen

Ver·ˈfech·ter(in) <Verfechters, Verfechter> [-tɐ] RZ. r.m.(r.ż.)

Verfechter(in)

voorstander(voorstandster) r.m. (r.ż.)

Verfechter(in)

pleitbezorger(pleitbezorgster) r.m. (r.ż.)

Verfechter(in)

voorvechter(voorvechtster) r.m. (r.ż.)

ˈLeib·wäch·ter(in) RZ. r.m.(r.ż.)

Leibwächter(in)

lijfwacht r.m. en r.ż.

ˈAmts·rich·ter(in) RZ. r.m.(r.ż.)

Amtsrichter(in)

kantonrechter(kantonrechteres) r.m. (r.ż.)

ˈKost·ver·äch·ter RZ. r.m.

kein Kostverächter sein pot. żart.

een fijnproever [o. levensgenieter] zijn