Tłumaczenia dla hasła „Arrests“ w niderlandzko » niemiecki słowniku

(Przełącz na niemiecko » niderlandzki)

ar·rest <arrest|en> [ɑrɛst] RZ. r.n.

1. arrest (voorlopige vrijheidsberoving):

arrest

Haft r.ż.

arrest

polizeiliche(r) Gewahrsam r.m.

het huis van arrest

die Strafvollzugsanstalt

2. arrest (krijgstuchtelijke straf):

arrest

Arrest r.m.

drie dagen arrest

drei Tage Arrest

3. arrest (beslaglegging):

arrest

Sicherstellung r.ż.

4. arrest (uitspraak van gerechtshof):

arrest

Urteil r.n.

bij arrest van 18 april 1984

laut Urteil vom 18. April 1984

ar·res·tant <arrestant|en> [ɑrɛstɑnt] RZ. r.m.

1. arrestant (iem die gearresteerd is):

arrestant

Häftling r.m.

arrestant

Inhaftierte(r) r.m.

2. arrestant jur. (beslaglegger):

arrestant

Vollstreckungsbeamte(r) r.m.

ar·res·ta·tie <arrestatie|s> [ɑrɛsta(t)si] RZ. r.ż.

arrestatie

Verhaftung r.ż.

arrestatie

Festnahme r.ż.

ar·res·te·ren <arresteerde, h. gearresteerd> [ɑrɛsterə(n)] CZ. cz. przech.

1. arresteren (aanhouden):

arresteren

verhaften

arresteren

festnehmen

2. arresteren (beslag leggen op een persoon, zijn goederen):

arresteren

sicherstellen

3. arresteren (bij besluit vaststellen):

arresteren

genehmigen

de notulen worden goedgekeurd en gearresteerd

das Protokoll wird genehmigt