Tłumaczenia dla hasła „aanwezigheid“ w niderlandzko » niemiecki słowniku

aan·we·zig·heid [anwezəxhɛit] RZ. r.ż. geen l.mn.

1. aanwezigheid (presentie):

aanwezigheid

Anwesenheit r.ż.

uw aanwezigheid is niet noodzakelijk

Ihre Anwesenheit ist nicht erforderlich

2. aanwezigheid:

aanwezigheid (het voorhanden zijn)

Vorhandensein r.n.

aanwezigheid (delfstoffen)

Vorkommen r.n.

de aanwezigheid van olie

Ölvorkommen r.n.

Przykładowe zdania ze słowem aanwezigheid

de aanwezigheid van olie

Ölvorkommen r.n.

uw aanwezigheid is niet noodzakelijk

Ihre Anwesenheit ist nicht erforderlich

zijn aanwezigheid is niet gewenst

seine Anwesenheit ist nicht erwünscht

het loodsmannetje kondigt de aanwezigheid van haaien aan

der Lotsenfisch deutet auf die Nähe von Haien (hin)