Tłumaczenia dla hasła „doe-het-zelfster“ w niderlandzko » niemiecki słowniku

(Przełącz na niemiecko » niderlandzki)

doe-het-zel·ver <doe-het-zelver|s> [duətzɛlvər] RZ. r.m.

doe-het-zelver

Heimwerker r.m.

doe-het-zelf·zaak <doe-het-zelf|zaken> [duətsɛlfsak] RZ. r.ż.

doe-het-zelfzaak

Heimwerkergeschäft r.n.

het·zelf·de [ətsɛlvdə] ZAIM. wsk. zaim.

hetzelfde (identiek)

dasselbe

hetzelfde (gelijkend)

das Gleiche

dat is hetzelfde als wat wij gisteren zagen

das ist dasselbe, was wir gestern sahen

wij wonen in hetzelfde huis (identiek)

wir wohnen im selben Haus

wij wonen in hetzelfde huis (gelijkend)

wir wohnen im gleichen Haus

't is mij hetzelfde

es ist mir gleich

haar toestand is nog steeds hetzelfde

ihr Zustand ist unverändert

de zusjes hadden hetzelfde jurkje aan

die Schwestern trugen das gleiche Kleid

van hetzelfde

gleichfalls

ik zou hetzelfde doen

ich würde dasselbe tun

te·gen·streef·ster RZ. r.ż.

tegenstreefster forma żeńska od tegenstrever

Zobacz też tegenstrever

te·gen·stre·ver <tegenstrever|s> [teɣə(n)strevər] RZ. r.m. verouderd

tegenstrever

Gegner r.m.

tegenstrever (persoonlijke vijand)

Widersacher r.m.

tegenstrever SPORT

Kontrahent r.m. form.

weef·ster <weefster|s> [wefstər] RZ. r.ż.

weefster

Weberin r.ż.

geef·ster RZ. r.ż.

geefster forma żeńska od gever

Zobacz też gever

ge·ver <gever|s> [ɣevər] RZ. r.m.

gever

Spender r.m.

een gulle gever

ein großzügiger Spender

last·geef·ster RZ. r.ż.

lastgeefster forma żeńska od lastgever

Zobacz też lastgever

last·ge·ver <lastgever|s> [lɑstxevər] RZ. r.m.

1. lastgever (opdrachtgever):

lastgever

Auftraggeber r.m.

lastgever econ.

Kommittent r.m.

2. lastgever jur.:

lastgever

Mandant r.m.

tip·geef·ster RZ. r.ż.

tipgeefster forma żeńska od tipgever

Zobacz też tipgever

tip·ge·ver <tipgever|s> [tɪpxevər] RZ. r.m.

tipgever

Informant r.m.

uit·geef·ster RZ. r.ż.

uitgeefster forma żeńska od uitgever

Zobacz też uitgever

uit·ge·ver <uitgever|s> [œytxevər] RZ. r.m.

1. uitgever (boekproducent):

uitgever

Verleger r.m.

2. uitgever WYDAWN.:

uitgever

Verlag r.m.

3. uitgever (tekstverzorger):

uitgever

Herausgeber r.m.

werk·geef·ster RZ. r.ż.

werkgeefster forma żeńska od werkgever

Zobacz też werkgever

werk·ge·ver <werkgever|s> [wɛrkxevər] RZ. r.m.

werkgever

Arbeitgeber r.m.

op·dracht·geef·ster RZ. r.ż.

opdrachtgeefster forma żeńska od opdrachtgever

Zobacz też opdrachtgever

op·dracht·ge·ver <opdrachtgever|s> [ɔbdrɑxtxevər] RZ. r.m.

opdrachtgever

Auftraggeber r.m.

toe·hoor·ster RZ. r.ż.

toehoorster forma żeńska od toehoorder

Zobacz też toehoorder

toe·hoor·der <toehoorder|s> [tuhordər] RZ. r.m.

1. toehoorder (luisteraar):

toehoorder

Zuhörer r.m.

toehoorder

Hörer r.m.

2. toehoorder (iem die enkele lessen volgt):

toehoorder

Gasthörer r.m.