Tłumaczenia dla hasła „haan“ w niderlandzko » niemiecki słowniku

haan <hanen> [han] RZ. r.m.

1. haan (dier):

haan

Hahn r.m.

zijn haan moet altijd koning kraaien

es muss immer nach seinem Kopf gehen

een vreemde haan op het erf przen.

ein Eindringling r.m.

daar kraait geen haan naar

danach kräht kein Hahn pot.

2. haan (strijdbaar persoon):

haan

Kampfhahn r.m. meist l.mn.

3. haan (vuurwapens):

haan

Hahn r.m.

Przykładowe zdania ze słowem haan

daar kraait geen haan naar

danach kräht kein Hahn pot.

zijn haan moet altijd koning kraaien

es muss immer nach seinem Kopf gehen

een vreemde haan op het erf przen.

ein Eindringling r.m.

voor het kraaien van de haan

vor Tagesanbruch