Tłumaczenia dla hasła „organische“ w niderlandzko » niemiecki słowniku

(Przełącz na niemiecko » niderlandzki)

or·ga·nisch [ɔrɣanis] PRZYM.

organisch

organisch

or·ga·nis·me <organisme|n, organisme|s> [ɔrɣanɪsmə] RZ. r.n.

organisme

Organismus r.m.

or·ga·ni·se·ren <organiseerde, h. georganiseerd> [ɔrɣanizerə(n)] CZ. cz. przech.

1. organiseren (regelen):

organiseren

organisieren

goed kunnen organiseren

gut organisieren können

een feest/het verzet organiseren

ein Fest veranstalten/den Widerstand organisieren

zich organiseren

sich organisieren [o. zusammenschließen]

2. organiseren (op touw zetten):

organiseren

organisieren

organiseren

veranstalten

een bijeenkomst organiseren

ein Treffen organisieren

3. organiseren pot. (inpikken):

organiseren

organisieren

organiseren

klauen

or·ga·ni·sa·tie <organisatie|s> [ɔrɣaniza(t)si] RZ. r.ż.

1. organisatie (het organiseren):

organisatie

Organisation r.ż.

2. organisatie (het georganiseerd zijn, de wijze):

organisatie

Organisation r.ż.

organisatie

Einrichtung r.ż.

de rechterlijke organisatie

die Gerichtsverfassung

3. organisatie (vereniging):

organisatie

Organisation r.ż.

organisatie

Vereinigung r.ż.

organisatie

Verband r.m.

een organisatie oprichten

eine Organisation [o. einen Verband] gründen

een organisatie van werknemers

eine Arbeitnehmerorganisation

or·ga·nist <organist|en> [ɔrɣanɪst] RZ. r.m.

organist (vooral beroeps)

Organist r.m.

organist (iem die orgel speelt)

Orgelspieler r.m.

Ara·bi·sche <Arabische|n> RZ. r.ż.

Arabische forma żeńska od Arabier

Zobacz też Arabier

Ara·bier <Arabier|en> [arabir] RZ. r.m.

Arabier

Araber r.m.

Kro·a·ti·sche <Kroatische|n> [kroaːtisә] RZ. r.ż.

Kroatische forma żeńska od Kroaats

or·ga·ni·sa·tor <organisator|s, organisator|en> [ɔrɣanizatɔr] RZ. r.m.

1. organisator:

organisator (persoon)

Organisator r.m.

organisator (iem die iets op touw zet ook)

Veranstalter r.m.

organisator (organisatietalent)

Organisationstalent r.n.

2. organisator scheik.:

organisator

Organisator r.m.

re·or·ga·ni·sa·tie <reorganisatie|s> [reɔrɣaniza(t)si] RZ. r.ż.

reorganisatie

Reorganisation r.ż.

reorganisatie

Neugestaltung r.ż.

reorganisatie

Umgestaltung r.ż.

reorganisatie

Neuordnung r.ż.

re·or·ga·ni·se·ren <reorganiseerde, h. gereorganiseerd> [reɔrɣanizerə(n)] CZ. cz. przech.

reorganiseren

reorganisieren

reorganiseren

umgestalten

reorganiseren

neu ordnen

een team reorganiseren

eine Mannschaft umstellen

Bos·ni·sche <Bosnische|n> [bɔsnisə] RZ. r.ż.

Bosnische forma żeńska od Bosniër

Zobacz też Bosniër

Bos·ni·ër <Bosniër|s> [bɔsniər] RZ. r.m.

Bosniër

Bosnier r.m.

Ge·or·gi·sche <Georgische|n> [xeɔrɣisə] RZ. r.ż.

Georgische forma żeńska od Georgiër

Zobacz też Georgiër

Ge·or·giër <Georgiër|s> [xeɔrɣiər] RZ. r.m.

Georgiër

Georgier r.m.

So·ma·li·sche <Somalische|n> [somaːlise] RZ. r.ż.

Somalische forma żeńska od Somaliër

Zobacz też Somaliër

So·ma·liër <Somaliër|s> [somaːliər] RZ. r.m.

Somaliër

Somalier r.m.

des·or·ga·ni·sa·tie [dɛsɔrɣaniza(t)si] RZ. r.ż. geen l.mn.

desorganisatie

Desorganisation r.ż.

des·or·ga·ni·se·ren <desorganiseerde, h. gedesorganiseerd> [dɛsɔrɣanizerə(n)] CZ. cz. przech.

desorganiseren

desorganisieren

zoiets werkt desorganiserend

so etw wirkt zersetzend

ge·or·ga·ni·seerd [ɣəɔrɣanizert] PRZYM.

georganiseerd

organisiert

or·ga·ni·sa·to·risch [ɔrɣanizatoris] PRZYM.

organisatorisch

organisatorisch