Tłumaczenia dla hasła „toneelspel“ w niderlandzko » niemiecki słowniku

(Przełącz na niemiecko » niderlandzki)

to·neel·spe·ler <toneelspeler|s> [tonelspelər] RZ. r.m.

1. toneelspeler (acteur):

toneelspeler

Schauspieler r.m.

2. toneelspeler (aansteller):

toneelspeler

Komödiant r.m.

toneelspeler

Schauspieler r.m.

to·neel·spe·len <speelde toneel, h. toneelgespeeld> [tonelspelə(n)] CZ. cz. nieprzech.

1. toneelspelen pot.:

toneelspelen (acteren)

spielen

toneelspelen (slecht toneelspelen)

schauspielern

toneelspelen (beroepsacteur zijn; op het toneel staan)

auf der Bühne stehen

2. toneelspelen (zich aanstellen):

toneelspelen

schauspielern

toneelspelen

Theater spielen

to·neel·stuk <toneelstuk|ken> [tonelstʏk] RZ. r.n.

toneelstuk

Bühnenstück r.n.

toneelstuk

Theaterstück r.n.

toneelstuk

Schauspiel r.n.

to·neel·zaal <toneel|zalen> [tonelzal] RZ. r.ż.

toneelzaal

Theatersaal r.m.

en·kel·spel <enkelspel|en> [ɛŋkəlspɛl] RZ. r.n.

enkelspel

Einzel r.n.

enkelspel

Einzelspiel r.n.

dob·bel·spel <dobbelspel|en> [dɔbəlspɛl] RZ. r.n.

1. dobbelspel (spel met dobbelstenen):

dobbelspel

Würfelspiel r.n.

2. dobbelspel (hazardspel):

dobbelspel

Hasardspiel r.n.

dobbelspel

Glücksspiel r.n.

to·neel·speel·ster RZ. r.ż.

toneelspeelster forma żeńska od toneelspeler

Zobacz też toneelspeler

to·neel·spe·ler <toneelspeler|s> [tonelspelər] RZ. r.m.

1. toneelspeler (acteur):

toneelspeler

Schauspieler r.m.

2. toneelspeler (aansteller):

toneelspeler

Komödiant r.m.

toneelspeler

Schauspieler r.m.

to·neel·school <toneel|scholen> [tonelsxol] RZ. r.ż.

toneelschool

Schauspielschule r.ż.