Tłumaczenia dla hasła „onvruchtbare“ w niemiecko » niderlandzki słowniku

(Przełącz na niderlandzko » niemiecki)

ˈun·frucht·bar PRZYM.

unfruchtbar

onvruchtbaar ook fig.

ˈfrucht·bar [ˈfruxtbaːɐ̯] PRZYM.

1. fruchtbar (ertragreich):

fruchtbar

vruchtbaar

fruchtbar

(veel) vrucht voortbrengend

2. fruchtbar przen.:

fruchtbar

vruchtbaar

fruchtbar

lonend

fruchtbar

winstgevend

eine fruchtbare Arbeit

een vruchtbaar [o. lonend] werk

3. fruchtbar przen.:

fruchtbar

vruchtbaar

fruchtbar

productief

ein fruchtbarer Schriftsteller przen.

een vruchtbaar [o. productief] schrijver

un·ver·zicht·bar [ʊnfɛɐ̯ˈ͜tsɪçtbaːɐ̯, ˈʊn-] PRZYM.

unverzichtbar

onontbeerlijk

unverzichtbar

onmisbaar

unverzichtbar

essentieel

ˈfurcht·bar [ˈfʊrçtbaːɐ̯] PRZYM.

1. furchtbar (furchterregend):

furchtbar

vreselijk

furchtbar

ontzettend

furchtbar

verschrikkelijk

jdm furchtbar sein pot.

voor iem onverdraaglijk [o. onuitstaanbaar] zijn

2. furchtbar pot. (schlimm):

furchtbar

vreselijk

furchtbar

geweldig

furchtbar

zeer

ˈan·fecht·bar [ˈanfɛçtbaːɐ̯] PRZYM.

anfechtbar

aanvechtbaar

anfechtbar

betwistbaar

ˈun·sicht·bar PRZYM.

unsichtbar

onzichtbaar

sich unsichtbar machen pot. żart.

zich uit de voeten maken

ˈLeucht·ba·ke RZ. r.ż. NAUT.

Leuchtbake

lichtbaak

Leuchtbake

lichtbaken r.n.

ˈFrucht·bla·se RZ. r.ż.

Fruchtblase MED., ANAT.

vruchtblaas

ˈFrucht·bar·keit <Fruchtbarkeit> [-k͜ait] RZ. r.ż. kein l.mn.

1. Fruchtbarkeit:

Fruchtbarkeit

vruchtbaarheid

2. Fruchtbarkeit przen. (Nutzen):

Fruchtbarkeit

vruchtbaarheid

Fruchtbarkeit

nut r.n.

3. Fruchtbarkeit przen. (Produktivität):

Fruchtbarkeit

vruchtbaarheid

Fruchtbarkeit

productiviteit