Tłumaczenia dla hasła „kettingen“ w niderlandzko » niemiecki słowniku

ket·ting <ketting|en> [kɛtɪŋ] RZ. r.ż.

1. ketting (keten):

ketting

Kette r.ż.

de ketting van een fiets/anker

die Kette eines Fahrrads/eines Ankers

2. ketting (weefsels):

ketting

Kette r.ż.

ketting

Aufzug r.m.

de ketting scheren

die Kette aufziehen

ket·ting·hond <kettinghond|en> [kɛtɪŋhɔnt] RZ. r.m.

kettinghond

Kettenhund r.m.

ket·ting·ro·ker <kettingroker|s> [kɛtɪŋrokər] RZ. r.m.

kettingroker

Kettenraucher r.m.

ket·ting·steek <ketting|steken> [kɛtɪŋstek] RZ. r.m. (naaien, borduren)

kettingsteek

Kettenstich r.m.

kettingsteek

Tamburierstich r.m.

ket·te·ren <ketterde, h. geketterd> [kɛtərə(n)] CZ. cz. nieprzech.

ketteren

toben

ketteren

rasen

ketteren

schimpfen

ket·ting·kast <kettingkast|en> [kɛtɪŋkɑst] RZ. r.ż.

kettingkast

Kettenschutz r.m.

ket·ting·slot <kettingslot|en> [kɛtɪŋslɔt] RZ. r.n.

kettingslot

Kettenschloss r.n.

ket·ting·zaag <ketting|zagen> [kɛtɪŋzax] RZ. r.ż.

kettingzaag

Kettensäge r.ż.