Tłumaczenia dla hasła „omroepbeleid“ w niderlandzko » niemiecki słowniku

(Przełącz na niemiecko » niderlandzki)

om·roe·per <omroeper|s> [ɔmrupər] RZ. r.m.

1. omroeper (aankondiger):

omroeper

Ansager r.m.

omroeper

Sprecher r.m.

2. omroeper gesch.:

omroeper

Ausrufer r.m.

om·roe·pen <riep om, h. omgeroepen> [ɔmrupə(n)] CZ. cz. przech.

1. omroepen (bekendmaken):

omroepen

durchsagen

omroepen

ansagen

2. omroepen (oproepen):

omroepen

aufrufen

3. omroepen gesch.:

omroepen

ausrufen

om·roep·gids <omroepgids|en> [ɔmrupxɪts] RZ. r.m.

omroepgids

Programmzeitschrift r.ż.

om·roep·ster <omroepster|s> [ɔmrupstər] RZ. r.ż.

omroepster forma żeńska od omroeper

Zobacz też omroeper

om·roe·per <omroeper|s> [ɔmrupər] RZ. r.m.

1. omroeper (aankondiger):

omroeper

Ansager r.m.

omroeper

Sprecher r.m.

2. omroeper gesch.:

omroeper

Ausrufer r.m.

loon·be·leid [lombəlɛit] RZ. r.n. geen l.mn.

loonbeleid

Lohnpolitik r.ż.

loonbeleid

Tarifpolitik r.ż.

mi·lieu·be·leid [mɪljøbəlɛit] RZ. r.n. geen l.mn.

milieubeleid

Umweltpolitik r.ż.

prijs·be·leid [prɛɪzbəlɛɪt] RZ. r.n. geen l.mn.

prijsbeleid

Preispolitik r.ż.