niderlandzko » niemiecki

speel·goed <speelgoed|eren> [spelɣut] RZ. r.n.

speel·goed·beer <speelgoed|beren> [spelɣudber] RZ. r.m.

speel·ge·noot RZ. r.m.

speelgenoot → speelkameraad

Zobacz też speelkameraad

speel·ka·me·raad <speelkame|raden, speelkameraad|s> [spelkamərat] RZ. r.m.

klap·per·tjes·pis·tool <klappertjes|pistolen> [klɑpərcəspistol] RZ. r.n.

vul·pis·tool <vul|pistolen> [vʏlpistol] RZ. r.n.

alarm·pis·tool <alarm|pistolen> [alɑrəmpistol] RZ. r.n.

ma·chi·ne·pi·stool <machinepi|stolen> [maʃinəpistol] RZ. r.n.

speel·ge·no·te RZ. r.ż.

speelgenote forma żeńska od speelkameraad

Zobacz też speelkameraad

speel·ka·me·raad <speelkame|raden, speelkameraad|s> [spelkamərat] RZ. r.m.


Interfejs: Deutsch | English | Español | Italiano | Polski