Tłumaczenia dla hasła „collegekaart“ w niemiecko » niderlandzki słowniku

(Przełącz na niderlandzko » niemiecki)

All·ˈge·gen·wart [ˈalˈgeːgn̩vart] RZ. r.ż.

Allgegenwart

alomtegenwoordigheid

kol·le·gi·ˈal [kɔleˈgi̯aːl] PRZYM.

kollegial

collegiaal

ˈVoll·bart RZ. r.m.

Vollbart

volle baard

Kol·ˈle·ge (Kol·le·gin) <Kollegen, Kollegen> [kɔˈleːgə] RZ. r.m. (r.ż.)

1. Kollege (bei Anwälten):

Kollege (Kol·le·gin)

collega r.m. en r.ż.

Kollege (Kol·le·gin)

vakgenoot(vakgenote) r.m. (r.ż.)

Kollege (Kol·le·gin)

confrère r.m.

Herr Kollege

collega!

2. Kollege:

Kollege (Kol·le·gin)

werkmakker r.m.

Kollege (Kol·le·gin)

medearbeider(medearbeidster) r.m. (r.ż.)

ˈGe·gen·wart <Gegenwart> [ˈgeːgn̩vart] RZ. r.ż. kein l.mn.

1. Gegenwart:

Gegenwart (jetziger Augenblick)

tegenwoordige tijd

Gegenwart (jetziger Augenblick)

tijd [o. dag] van vandaag

Gegenwart (heutige Zeit)

het heden

Gegenwart a. JĘZ.

presens r.n.

bis in die (jüngste) Gegenwart (hinein)

tot op de dag van vandaag

in der Gegenwart

vandaag de dag

die Kunst der Gegenwart

de hedendaagse kunst

2. Gegenwart (Anwesenheit):

Gegenwart

tegenwoordigheid

Gegenwart

aanwezigheid

al·ler·ˈart [ˈalɐˈʔaːɐ̯t] PRZYM.

allerart

allerlei

ˈZie·gen·bart RZ. r.m.

1. Ziegenbart pot. żart. (Spitzbart):

Ziegenbart

(geiten)sik

Ziegenbart

geitenbaard

2. Ziegenbart BOT.:

Ziegenbart

koraalzwam

Ziegenbart

knotszwam