Tłumaczenia dla hasła „convergerende“ w niderlandzko » niemiecki słowniku

(Przełącz na niemiecko » niderlandzki)

con·ver·se·ren <converseerde, h. geconverseerd> [kɔnvɛrserə(n)] CZ. cz. nieprzech.

converseren

sich unterhalten

con·ver·te·ren <converteerde, h. geconverteerd> [kɔnvɛrterə(n)] CZ. cz. przech.

converteren

konvertieren

een polis converteren

eine Police umwandeln

over·le·ven·de <overlevende|n> [ovərlevəndə] RZ. r.m. en r.ż.

overlevende

Überlebende(r) r.ż. (r.m.)

con·ser·ve·ren <conserveerde, h. geconserveerd> [kɔnsɛrverə(n)] CZ. cz. przech.

conserveren

konservieren

on·der·ge·te·ken·de <ondergetekende|n> [ɔndərɣətekəndə] RZ. r.m. en r.ż.

ondergetekende

Unterzeichner r.m.

ondergetekende

Unterzeichnete(r) r.ż. (r.m.) form.

dood·er·ge·ren <ergerde zich dood, h. zich doodgeërgerd> [dotɛrɣərə(n)] CZ. wk ww

doodergeren zich doodergeren:

doodergeren

sich totärgern

zich doodergeren aan iem

sich über jdn totärgern

con·den·se·ren <condenseerde, h. gecondenseerd> [kɔndɛnzerə(n)] CZ. cz. przech.

condenseren

kondensieren

de gecondenseerde melk

die Kondensmilch

con·ver·tor <convertor|s, convertor|en> [kɔnvɛrtɔr] RZ. r.m.

convertor

Konverter r.m.

convertor

Umwandler r.m.

con·ver·sie <conversie|s> [kɔnvɛrzi] RZ. r.ż.

conversie

Konversion r.ż.

conversie van de bewijslast

Beweislastumkehr r.ż.

con·ver·sa·tie <conversatie|s> [kɔnvɛrsa(t)si] RZ. r.ż.

conversatie

Konversation r.ż.

hij heeft geen conversatie

er rede nicht sehr viel

een levendige conversatie hebben

gesprächig sein

een verheven/ laag- bij- de- grondse conversatie

eine gepflegte/banale [o. flache] Konversation

ver·er·ge·ren¹ <verergerde, h. verergerd> [vərɛrɣərə(n)] CZ. cz. przech. (erger maken)

verergeren

verschlimmern

ver·zor·gen·de <verzorgende|n> [vərzɔrɣəndə] RZ. r.ż.

verzorgende

Pflegehelfer r.m.

verzorgende

Hilfspfleger r.m.

con·sti·tu·e·rend [kɔnstitywerənt] PRZYM.

constituerend

konstituierend

constituerende vergadering

verfassunggebende Versammlung

on·ver·ge·te·lijk <onvergetelijke, onvergetelijker, onvergetelijkst> [ɔnvərɣetələk] PRZYM.

onvergetelijk

unvergesslich

on·vol·doen·de¹ [ɔnvɔldundə] PRZYM.

onvoldoende

ungenügend

onvoldoende

unzureichend

onvoldoende

unzulänglich

hij kreeg een onvoldoende cijfer voor Duits

in Deutsch bekam er die Note ‘mangelhaft’ [o. ‘ungenügend’]

onvoldoende voorbereid

ungenügend vorbereitet