Tłumaczenia dla hasła „kostuum“ w niderlandzko » niemiecki słowniku

kos·tuum <kostuum|s> [kɔstym] RZ. r.n.

1. kostuum:

kostuum (pak)

Anzug r.m.

kostuum (toneel)

Kostüm r.n.

kostuum (beroepskleding)

Amtskleidung r.ż.

kostuum (beroepskleding)

Amtstracht r.ż.

het driedelig kostuum

der Dreiteiler

2. kostuum:

kostuum (stel kleren: met broek)

Anzug r.m.

kostuum (stel kleren: met rok)

Kostüm r.n.

3. kostuum:

kostuum (kleding)

Kleidung r.ż.

kostuum (volks- of beroepsgroep)

Tracht r.ż.

Volendammers in kostuum

Volendamer in Trachtenkleidung

Przykładowe zdania ze słowem kostuum

een aangemeten kostuum

ein Maßanzug

het driedelig kostuum

der Dreiteiler

Volendammers in kostuum

Volendamer in Trachtenkleidung

de stropdas staat niet bij het kostuum

die Krawatte passt nicht zum Anzug