Tłumaczenia dla hasła „technica“ w niderlandzko » niemiecki słowniku

(Przełącz na niemiecko » niderlandzki)

tech·ni·cus <tech|nici> [tɛxnikʏs] RZ. r.m.

technicus

Techniker r.m.

tech·nisch <technische, technischer, meest technisch> [tɛxnis] PRZYM.

technisch

technisch

de technische dienst

der technische Dienst

Technische Hogeschool

Technische Hochschule [o. Universität] r.ż.

hij is niet erg technisch

er ist technisch nicht besonders begabt

dat is technisch onmogelijk

das ist technisch gesehen unmöglich

de Hogere Technische School

≈ die Ingenieurschule

een technisch snufje

eine technische Raffinesse

een technische storing

eine technische Störung

de technische vooruitgang

der technische Fortschritt

me·cha·ni·ca [mexanika] RZ. r.ż. geen l.mn.

mechanica

Mechanik r.ż.

tech·niek <techniek|en> [tɛxnik] RZ. r.ż.

1. techniek (handelwijze, verrichtingen):

techniek

Technik r.ż.

techniek

Verfahren r.n.

2. techniek (industrie en wetenschap):

techniek

Technik r.ż.

geïnteresseerd in techniek

technisch interessiert

de wonderen van de techniek

die Wunder der Technik

3. techniek (vaardigheid):

techniek

Technik r.ż.

techniek

Fertigkeit r.ż.

tand·tech·ni·ca RZ. r.ż.

tandtechnica forma żeńska od tandtechnicus

Zobacz też tandtechnicus

tand·tech·ni·cus <tandtech|nici> [tɑntɛxnikʏs] RZ. r.m.

tandtechnicus

Zahntechniker r.m.