Tłumaczenia dla hasła „völliger“ w niderlandzko » niemiecki słowniku

(Przełącz na niemiecko » niderlandzki)

vol·leerd [vɔlert] PRZYM.

volleerd

ausgelernt

volleerd zijn

ausgelernt haben

vol·le·ren <volleerde, h. gevolleerd> [vɔlerə(n)] CZ. cz. nieprzech.

volleren (voetbal)

volley schießen

volleren (tennis)

volley schlagen

vol·lo·pen <liep vol, i. volgelopen> [vɔlopə(n)] CZ. cz. nieprzech.

vollopen (vloeistof)

voll laufen

vollopen (ruimte)

sich füllen

de kerk loopt vol

die Kirche füllt sich (mit Menschen)

vrij·wil·li·ger <vrijwilliger|s> [vrɛiwɪləɣər] RZ. r.m.

vrijwilliger

Freiwillige(r) r.m.

als vrijwilliger dienstdoen

als Freiwilliger arbeiten

als vrijwilliger dienstdoen (als onbezoldigde medewerker)

als Ehrenamtlicher arbeiten

vol·le·dig·heid [vɔledəxhɛit] RZ. r.ż. geen l.mn.

volledigheid

Vollständigkeit r.ż.

geen aanspraak (kunnen) maken op volledigheid

keine Vollständigkeit beanspruchen (können)

vijf·ti·ger <vijftiger|s> [fɛiftəɣər] RZ. r.m.

vijftiger

Fünfziger r.m. pot.

vijftiger

Mann r.m. von etwa fünfzig Jahren

vol·le·dig <volledige, vollediger, volledigst> [vɔledəx] PRZYM.

1. volledig:

volledig (compleet)

vollständig

volledig (absoluut compleet)

lückenlos

een volledige bekentenis afleggen

ein umfassendes [o. vollständiges] Geständis ablegen

de volledige naam

der volle Name

volledige overeenstemming

volle Übereinstimmung r.ż.

2. volledig (alle beschikbare tijd, ruimte vullend):

volledig

völlig

volledig

voll-

een volledige (dienst)betrekking

eine Ganztagsstelle

3. volledig (volkomen):

volledig

völlig

volledig

vollkommen

rei·zi·ger <reiziger|s> [rɛizəɣər] RZ. r.m.

reiziger

Reisende(r) r.m.

reiziger (passagier)

Fahrgast r.m.

reiziger (passagier in een vliegtuig)

Fluggast r.m.

zes·ti·ger <zestiger|s> [sɛstəɣər] RZ. r.m.

zestiger

Sechziger r.m.

stof·zui·ger <stofzuiger|s> [stɔfsœyɣər] RZ. r.m.

stofzuiger

Staubsauger r.m.

ver·de·di·ger <verdediger|s> [vərdedəɣər] RZ. r.m.

1. verdediger:

verdediger (beschermer, voorstander)

Verteidiger r.m.

verdediger (mening)

Vertreter r.m.

2. verdediger:

verdediger (advocaat)

Verteidiger r.m.

verdediger (in strafzaken)

Strafverteidiger r.m.

3. verdediger (sport):

verdediger

Verteidiger r.m.

verdediger

Abwehrspieler r.m.

over·wel·di·ger <overweldiger|s> [ovərwɛldəɣər] RZ. r.m.

overweldiger (veroveraar)

Eroberer r.m.

overweldiger (indringer)

Eindringling r.m.