Tłumaczenia dla hasła „verkeersborden“ w niemiecko » niderlandzki słowniku

(Przełącz na niderlandzko » niemiecki)

ver·ˈkehrs·frei PRZYM.

verkehrsfrei

vrij van verkeer

verkehrsfrei

alleen voor voetgangers

Ver·ˈkehrs·ord·nung RZ. r.ż. kein l.mn.

Verkehrsordnung

verkeerswet(geving)

ver·ˈklei·den [fɛɐ̯ˈkl͜aidn̩] CZ. cz. przech.

1. verkleiden (kostümieren):

verkleiden

verkleden

verkleiden

vermommen

2. verkleiden BUD. (überdecken):

verkleiden

bekleden

verkleiden

bedekken

verkleiden

beschieten

3. verkleiden przen. (ausschlagen):

verkleiden

verhullen

verkleiden

omschrijven

ver·ˈkeh·ren¹ [fɛɐ̯ˈkeːrən] CZ. cz. nieprzech.

1. verkehren (häufiger Gast sein):

verkehren

verkeren

verkehren

omgaan

bei jdm verkehren

(regelmatig) bij iem thuis [o. te gast] zijn

2. verkehren (fahren):

verkehren

rijden

verkehren

lopen

verkehren

de dienst onderhouden

ver·ˈkehrs·be·ru·higt PRZYM.

verkehrsberuhigt

autoluw

verkehrsberuhigt

verkeersluw

ver·ˈkün·den [fɛɐ̯ˈkʏndn̩] CZ. cz. przech.

1. verkünden podn.:

verkünden

bekendmaken

verkünden

openbaar maken

ein Urteil verkünden

een oordeel uitspreken

2. verkünden podn.:

verkünden

voorspellen

3. verkünden selten:

verkünden

verkondigen

4. verkünden reg. REL.:

verkünden

afkondigen

ver·ˈkei·len¹ [fɛɐ̯ˈk͜ailən] CZ. cz. przech. (befestigen)

verkeilen

met een wig [o. keg] vastzetten

die Eingänge waren verkeilt

de toegangen waren verstopt (door de vele mensen)

ver·ˈken·nen [fɛɐ̯ˈkɛnən] CZ. cz. przech. niereg. (falsch einschätzen)

verkennen

miskennen

ein verkanntes Genie żart.

een miskend genie

ich will nicht verkennen, dass …

ik kan niet ontkennen, dat …

ver·ˈket·ten [fɛɐ̯ˈkɛtn̩] CZ. cz. przech.

1. verketten (verschließen):

verketten

met een ketting [o. kettingen] vastmaken [o. bevestigen]

2. verketten przen. (verbinden):

verketten

verbinden

er·ˈmor·den [-ˈmɔrdn̩] CZ. cz. przech.

ermorden

vermoorden

Ver·ˈkehrs·la·ge RZ. r.ż.

1. Verkehrslage (Verkehrssituation):

Verkehrslage

verkeerssituatie

2. Verkehrslage (eines Gebäudes, Platzes):

Verkehrslage

bereikbaarheid voor het verkeer r.n.

Ver·ˈkehrs·in·sel RZ. r.ż.

Verkehrsinsel

vluchtheuvel

ver·ˈkehrs·reich PRZYM.

verkehrsreich

druk

Ver·ˈkehrs·am·pel RZ. r.ż.

Verkehrsampel

verkeerslicht r.n.

Verkehrsampel

stoplicht r.n.