Tłumaczenia i wymowa Brezelbacken w niderlandzko » niemiecki słowniku

(Przełącz na niemiecko » niderlandzki)

bre·ken¹ <brak, i. gebroken> [brekə(n)] CZ. cz. nieprzech.

1. breken:

breken (stukgaan)

brechen

breken (glas, aardewerk)

zerbrechen

breken (touw)

(zer)reißen

breken (wolken)

aufreißen

breken (wolken)

sich teilen

breken (golven)

sich brechen

breken FILM

reißen

zijn hart brak przen.

ihm brach das Herz

2. breken (een doorgang, scheiding forceren):

breken

brechen

3. breken (een jongensstem):

breken

im Stimmbruch sein

4. breken (stralen):

breken

sich brechen

bac·ken¹ [bɛkə(n)]

backen [[o. bɑkə(n)]] backte, h. gebackt CZ. cz. nieprzech. (als back spelen):

backen

verteidigen

breed·den·kend [bredɛŋkənt] PRZYM.

breeddenkend

großzügig denkend

breed·band <breedband|en> [bredbɑnt] RZ. r.m.

breedband

Breitband r.n.

breek·baar <breekbare, breekbaarder, breekbaarst> [breɡbar] PRZYM.

breekbaar

zerbrechlich

breeu·wen <breeuwde, h. gebreeuwd> [brewə(n)] CZ. cz. przech. scheepv.

breeuwen

kalfatern