Tłumaczenia dla hasła „Elektroleitung“ w niderlandzko » niemiecki słowniku

(Przełącz na niemiecko » niderlandzki)

elek·tro·de <elektrode|n, elektrode|s> [elɛktrodə] RZ. r.ż.

elektrode

Elektrode r.ż.

negatieve elektrode

negative Elektrode r.ż.

negatieve elektrode

Kathode r.ż.

positieve elektrode

positive Elektrode r.ż.

positieve elektrode

Anode r.ż.

elek·tro·mo·tor <elektromotor|en, elektromotor|s> [elɛktromotər] RZ. r.m.

elektromotor

Elektromotor r.m.

elek·tro·ni·ca [elɛktronika] RZ. r.ż. geen l.mn.

elektronica

Elektronik r.ż.

elek·tro·nisch [elɛktronis] PRZYM.

elektronisch

elektronisch

elektronische muziek

elektronische Musik r.ż.

elek·tri·ci·teit [elɛktrisitɛit] RZ. r.ż. geen l.mn.

1. elektriciteit:

elektriciteit (vorm van energie)

Elektrizität r.ż.

elektriciteit (binnen stroomkring)

Strom r.m.

geïnduceerde elektriciteit

Induktionsstrom r.m.

statische elektriciteit

statische Elektrizität r.ż.

2. elektriciteit (aansluiting op het elektrisch net):

elektriciteit

Stromanschluss r.m.

elektriciteit aanleggen

die Stromanschlüsse legen

het dorp heeft gas en elektriciteit

das Dorf ist ans Gas- und Stromnetz angeschlossen

3. elektriciteit (verbruik):

elektriciteit

Stromverbrauch r.m.

elek·tri·cien <elektricien|s> [elɛktriʃɛ̃] RZ. r.m.

elektricien

Elektriker r.m.

elektricien

Elektromonteur r.m.