niderlandzko » niemiecki

paus·ge·zind [pɑusxəzɪnt] PRZYM.

grens·ge·bied <grensgebied|en> [ɣrɛnsxəbit] RZ. r.n.

1. grensgebied (landstreek):

2. grensgebied przen.:

rechts·ge·bied [rɛxtsxəbit] RZ. r.n. geen l.mn.

1. rechtsgebied (bevoegdheid tot rechtspreken):

3. rechtsgebied (al wat de rechtspraak betreft):

en·tree·bil·jet <entreebiljet|ten> [ɑ̃trebɪljɛt] RZ. r.n.


Interfejs: Deutsch | English | Español | Italiano | Polski