Tłumaczenia dla hasła „kopfscheues“ w niderlandzko » niemiecki słowniku

(Przełącz na niemiecko » niderlandzki)

kop·schuw [kɔpsxyw] PRZYM.

kopschuw

kopfscheu

door·scheu·ren¹ <scheurde door, h. doorgescheurd> [dorsxørə(n)] CZ. cz. przech. (stukscheuren)

doorscheuren

durchreißen

doorscheuren

zerreißen

doorscheuren

entzweireißen

open·scheu·ren¹ <scheurde open, i. opengescheurd> [opə(n)sxørə(n)] CZ. cz. nieprzech. (opengaan)

openscheuren

aufreißen

openscheuren

aufbrechen

af·scheu·ren <scheurde af, h. afgescheurd> [ɑfsxørə(n)] CZ. cz. przech.

afscheuren

abreißen

af·scheep [ɑfsxep] RZ. r.m. geen l.mn.

afscheep

Verschiffung r.ż.

af·sche·pen <scheepte af, h. afgescheept> [ɑfsxepə(n)] CZ. cz. przech.

1. afschepen:

afschepen (personen)

abfertigen

afschepen (met woorden)

abspeisen

2. afschepen (handelswaar):

afschepen

verschiffen

af·sche·ren <schoor af, h. afgeschoren> [ɑfsxerə(n)] CZ. cz. przech.

afscheren (baard)

abrasieren

afscheren (schapen, wol)

abscheren

boog·scheut <boogscheut|en> [boxsxøt] RZ. r.m.

op een boogscheut belg.

(nur) einen Steinwurf weit (entfernt)

los·scheu·ren <scheurde los, h. losgescheurd> [lɔsxørə(n)] CZ. cz. przech.

losscheuren

losreißen