Tłumaczenia dla hasła „stempel“ w niderlandzko » niemiecki słowniku

stem·pel¹ <stempel|s> [stɛmpəl] RZ. r.n. of r.m.

1. stempel:

stempel (afdruk)

Stempel r.m.

stempel (met reliëf)

Prägung r.ż.

een stempel zetten

einen Stempel anbringen

2. stempel przen. (kenmerk):

stempel

Stempel r.m.

stempel

Gepräge r.n. form.

stem·pel² <stempel|s> [stɛmpəl] RZ. r.m.

1. stempel (werktuig waarmee men drukt, perst):

stempel

Stempel r.m.

zijn stempel op iem/iets drukken przen.

jdm/etw seinen Stempel aufdrücken

zijn stempel op iem/iets drukken przen.

jdn/etw prägen

2. stempel plantk.:

stempel

Stempel r.m.

iem van de oude stempel

jd von altem Schrot und Korn

Przykładowe zdania ze słowem stempel

een stempel zetten

einen Stempel anbringen

zijn stempel op iets drukken przen.

einer Sache C. seinen Stempel aufdrücken

iem van de oude stempel

jd von altem Schrot und Korn

zijn stempel op iem/iets drukken przen.

jdm/etw seinen Stempel aufdrücken

iem snel het stempel van herrieschopper opdrukken przen.

jdn als Unruhestifter abstempeln