Tłumaczenia dla hasła „umgewandelt“ w niderlandzko » niemiecki słowniku

in·ge·wan·den [ɪŋɣəwɑndə(n)] RZ. l.mn.

1. ingewanden (inwendige delen van het lichaam):

ingewanden

Eingeweide r.n. meist l.mn.

de ingewanden verwijderen

die Eingeweide herausnehmen

2. ingewanden (het binnenste):

ingewanden

Innere(s) r.n.

be·wan·de·len <bewandelde, h. bewandeld> [bəwɑndələ(n)] CZ. cz. przech.

1. bewandelen (wandelen op):

bewandelen

beschreiten

bewandelen

begehen

2. bewandelen przen.:

bewandelen

beschreiten

nieuwe wegen bewandelen

neue Wege beschreiten [o. gehen]

snel·wan·de·len [snɛlwɑndələ(n)] RZ. r.n. geen l.mn.

snelwandelen

gehen

snelwandelen

Gehen r.n.

door·wan·de·len <wandelde door, h./i. doorgewandeld> [dorwɑndələ(n)] CZ. cz. nieprzech.

1. doorwandelen (verder wandelen):

doorwandelen

weiterspazieren

2. doorwandelen (door iets wandelen):

doorwandelen

einen Spaziergang machen durch +B.

wij hebben [o. zijn] de stad doorgewandeld

wir haben einen Spaziergang durch die Stadt gemacht

rond·wan·de·len <wandelde rond, h./i. rondgewandeld> [rɔntwɑndələ(n)] CZ. cz. nieprzech.

rondwandelen

herumspazieren

rondwandelen

umherspazieren