Tłumaczenia dla hasła „monodisch“ w niemiecko » niderlandzki słowniku

mon·ˈgo·lisch [mɔŋˈgoːlɪʃ] PRZYM.

mongolisch

Mongools

me·ˈlo·disch [meˈloːdɪʃ] PRZYM.

1. melodisch (die Melodie betreffend):

melodisch

melodisch

2. melodisch (wohlklingend):

melodisch

melodieus

melodisch

welluidend

me·ˈtho·disch [-dɪʃ] PRZYM.

methodisch

volgens een bepaalde methode

methodisch

methodisch

ˈhün·disch [ˈhʏndɪʃ] PRZYM.

1. hündisch (unterwürfig):

hündisch

kruiperig

hündisch

slaafs

2. hündisch (gemein):

hündisch

honds

hündisch

gemeen

ˈkin·disch [ˈkɪndɪʃ] PRZYM.

1. kindisch pej. (einfältig, infantil):

kindisch

kinderachtig

kindisch

onnozel

2. kindisch pej. (albern):

kindisch

kinds

kindisch werden

kinds worden

kindisch werden

verkindsen

ˈnor·disch [ˈnɔrdɪʃ] PRZYM.

1. nordisch:

nordisch

noords

nordisch

Noord-Europees

die nordische Kombination SPORT

de noordse combinatie

die nordischen Sprachen

de Scandinavische [o. Noord-Germaanse] talen

2. nordisch HIST.:

nordisch

arisch

ka·ˈna·disch [kaˈnaːdɪʃ] PRZYM.

kanadisch

Canadees

ˈhoch·mo·disch PRZYM.

hochmodisch

op-en-top modern

hochmodisch

volgens de laatste mode

ˈalt·mo·disch PRZYM. (rückständig)

altmodisch

ouderwets

epi·ˈso·disch [epiˈzoːdɪʃ] PRZYM.

episodisch

episodisch

episodisch

bijkomstig

ˈneu·mo·disch PRZYM. pej.

neumodisch (unverständlich neu)

nieuwmodisch

neumodisch (sehr modern)

nieuwerwets

neumodisch (sehr modern)

modern

pe·ri·ˈo·disch [peˈri̯oːdɪʃ] PRZYM.

periodisch

periodiek

ein periodisch erscheinendes Blatt

een periodiek

Länder mit periodischer Trockenheit

landen met regelmatig terugkerende droogte