Tłumaczenia dla hasła „heen“ w niderlandzko » niemiecki słowniku

heen [hen] PRZYSŁ.

heen

hin

dwars door alles heen

(quer) durch alles hindurch

ergens heen gaan

irgendwo hingehen

over iets heen praten

über etw B. hinwegreden

wie rijdt er heen?

wer fährt hin?

ver heen zijn przen.

stockbetrunken sein pot.

je moet ver heen zijn om zoiets te kunnen doen przen. (bijna gek)

man muss ganz schön verrückt sein

je moet ver heen zijn om zoiets te kunnen doen (maatschappelijk gezonken)

man muss ganz schön tief gesunken sein, um so etw tun zu können przen.

waar wil je heen? przen.

worauf willst du hinaus?

waar moet het heen? przen.

worauf soll das hinauslaufen?

heen en weer lopen

hin und her gehen

heen en weer praten przen.

hin und her reden

heen-en-weer·ge·praat RZ. r.n. geen l.mn.

heen-en-weergepraat

Hin-und-her-Gerede r.n.

Przykładowe zdania ze słowem heen

dwars door alles heen

(quer) durch alles hindurch

wie rijdt er heen?

wer fährt hin?

heen en weer lopen

hin und her gehen

heen en weer praten przen.

hin und her reden

om iets heen spoelen (rivier)

etw umspülen

ergens heen/ ergens vandaan

irgendwohin/irgendwoher

waar ga je heen?

wohin gehst du?

over iets heen praten

über etw B. hinwegreden

waar wil je heen? przen.

worauf willst du hinaus?

waar moet het heen? przen.

worauf soll das hinauslaufen?

over iets heen lezen

etw überlesen

langs elkaar heen praten

aneinander vorbeireden

door de jaren heen (al die tijd)

während der ganzen Jahre

iem ergens heen tronen

jdn dazu überreden, irgendwohin zu gehen

om iem heen fladderen przen.

jdn umschwärmen

overal heen gaan

überall hingehen