Tłumaczenia dla hasła „laude“ w niderlandzko » niemiecki słowniku

la·de <lade|n, lade|s> [ladə] RZ. r.ż.

lade

Schublade r.ż.

lade

Schubfach r.n.

lade

Schubkasten r.m.

frau·de <fraude|s> [frɑudə] RZ. r.ż.

fraude

Betrug r.m.

fraude plegen

Betrug begehen

lad·der <ladder|s> [lɑdər] RZ. r.ż.

1. ladder (trap):

ladder

Leiter r.ż.

ladder

Sprossenleiter r.ż.

de ladder opklimmen

auf die Leiter steigen

een dubbele ladder

eine Doppelleiter

2. ladder (kousen):

ladder

Laufmasche r.ż.

3. ladder (reeks):

ladder

Leiter r.ż.

ladder

Stufenleiter r.ż.

ladder

Skala r.ż.

de maatschappelijke ladder

die gesellschaftliche Stufenleiter

onderaan de ladder beginnen

von der Pike auf dienen

lan·den <landde, i. geland> [lɑndə(n)] CZ. cz. nieprzech.

landen

landen

op de maan landen

auf dem Mond landen

de piloot landde vlot

der Pilot landete seine Maschine glatt

etu·de <etude|s> [etydə] RZ. r.ż.

etude

Etüde r.ż.

kou·de RZ. r.ż.

koude → kou

Zobacz też kou

kou [kɑu] RZ. r.ż. geen l.mn.

1. kou (lage temperatuur):

kou

Kälte r.ż.

een bittere kou

eine Eiseskälte

in de kou komen te staan przen.

auf sich B. selbst angewiesen sein

iem in de kou laten staan przen. pot.

jdn im Regen stehen lassen

een snerpende kou

eine schneidende Kälte

2. kou (toestand, gewaarwording):

kou

Kälte r.ż.

kou lijden

frieren

blauw zien van de kou

vor Kälte blau angelaufen sein

3. kou (verkoudheid):

kou

Erkältung r.ż.

lauw [lɑu] PRZYM. ook przen.

lauw

lau

la·den <laadde, h. geladen> [ladə(n)] CZ. cz. przech.

1. laden (bevrachten):

laden

(be)laden

goederen in een schip laden

Güter auf ein Schiff laden

een kar vol met stenen laden

einen Karren mit Steinen vol laden

laden en lossen

laden und entladen

laden en lossen

ein- und ausladen

het schip is te zwaar geladen

das Schiff hat zu schwer geladen

2. laden (vuurwapens):

laden

laden

3. laden (van elektriciteit voorzien):

laden

laden

hij is geladen przen.

er ist geladen