Tłumaczenia dla hasła „speurwerk“ w niderlandzko » niemiecki słowniku

(Przełącz na niemiecko » niderlandzki)

speur·der <speurder|s> [spørdər] RZ. r.m.

speurder

Detektiv r.m.

speurder (bij politie)

Kriminalbeamte(r) r.m.

speurder (bij politie)

Kriminale(r) r.m. pot.

peu·ter·werk [pøtərwɛrk] RZ. r.n. geen l.mn.

peuterwerk

Tüftelei r.ż.

vuur·werk [vyrwɛrk] RZ. r.n. geen l.mn.

1. vuurwerk:

vuurwerk (materiaal: verzamelnaam)

Feuerwerkskörper l.mn.

vuurwerk (materiaal: stuk vuurwerk)

Feuerwerkskörper r.m.

(een) vuurwerk afsteken

ein Feuerwerk abbrennen

2. vuurwerk (gelegenheid):

vuurwerk ook przen.

Feuerwerk r.n.

over·werk [ovərwɛrk] RZ. r.n. geen l.mn.

overwerk

Überstunden l.mn.

weer·werk [werwɛrk] RZ. r.n. geen l.mn.

weerwerk

Respons r.m. form.

weerwerk

Reaktion r.ż.

weerwerk geven [o. leveren ]

Kontra geben

weerwerk op iets krijgen

Respons auf etw B. erhalten form.

speer·wer·pen [sperwɛrpə(n)] RZ. r.n. geen l.mn.

het speerwerpen

das Speerwerfen

het speerwerpen

der Speerwurf

speur·hond <speurhond|en> [spørhɔnt] RZ. r.m.

1. speurhond (hond):

speurhond

Spürhund r.m.

speurhond

Suchhund r.m.

2. speurhond (detective):

speurhond

Spürhund r.m.

ra·der·werk <raderwerk|en> [radərwɛrk] RZ. r.n.

1. raderwerk:

raderwerk (op elkaar werkende raderen)

Räderwerk r.n.

raderwerk (op elkaar werkende raderen)

Getriebe r.n.

raderwerk (van een klok)

Gehwerk r.n.

2. raderwerk (organisatie):

raderwerk

Getriebe r.n.

raderwerk

Maschinerie r.ż.

raderwerk

Räderwerk r.n. pej.

het raderwerk van de staat

die Staatsmaschinerie

boek·werk <boekwerk|en> [bukwɛrk] RZ. r.n.

boekwerk

Buch r.n.

boekwerk

Werk r.n.

bouw·werk <bouwwerk|en> [bɑuwɛrk] RZ. r.n.

bouwwerk

Gebäude r.n.

bouwwerk

Bau r.m.

bouwwerk (monumentaal)

Bauwerk r.n.

brei·werk <breiwerk|en> [brɛiwɛrk] RZ. r.n.

1. breiwerk (wat men bezig is te breien):

breiwerk

Strickzeug r.n.

breiwerk

Strickarbeit r.ż.

2. breiwerk (gebreid goed):

breiwerk

Strickarbeit r.ż.

druk·werk <drukwerk|en> [drʏkwɛrk] RZ. r.n.

1. drukwerk:

drukwerk (poststuk)

Drucksache r.ż.

drukwerk (als collectief)

Drucksachen l.mn.

als drukwerk verzenden

als Drucksache versenden

2. drukwerk:

drukwerk (gedrukt stuk)

Druckerzeugnis r.n.

drukwerk (van kleine omvang)

Drucksache r.ż.

drukwerk (van grotere omvang)

Druckwerk r.n.

3. drukwerk ((opdracht tot) het drukken van iets):

drukwerk

Druck r.m.

wij nemen geen drukwerk meer aan

wir nehmen nichts mehr in Druck

bor·duur·werk <borduurwerk|en> [bɔrdyrwɛrk] RZ. r.n.

borduurwerk

Stickerei r.ż.

mees·ter·werk <meesterwerk|en> [mestərwɛrk] RZ. r.n.

meesterwerk

Meisterwerk r.n.

speur·tocht <speurtocht|en> [spørtɔxt] RZ. r.m.

speurtocht

Suche r.ż.

ach·ter·werk <achterwerk|en> [ɑxtərwɛrk] RZ. r.n.

1. achterwerk (zitvlak):

achterwerk

Gesäß r.n.

achterwerk pot.

Hintern r.m.

2. achterwerk:

achterwerk (achterdeel)

Hinterteil r.n.

achterwerk (schip, vliegtuig, auto)

Heck r.n.

zil·ver·werk <zilverwerk|en> [zɪlvərwɛrk] RZ. r.n.

zilverwerk

Silber r.n.

zilverwerk

Silberwaren l.mn.

pleis·ter·werk <pleisterwerk|en> [plɛistərwɛrk] RZ. r.n.

1. pleisterwerk (bepleistering):

pleisterwerk

Putz r.m.

pleisterwerk

Verputz r.m.

2. pleisterwerk SZT. (versiering):

pleisterwerk

Stuckarbeit r.ż.

schil·der·werk [sxɪldərwɛrk] RZ. r.n. geen l.mn.

1. schilderwerk (geschilderde voorstellingen):

schilderwerk

Malerei r.ż.

2. schilderwerk (werk voor, van een huisschilder):

schilderwerk

Anstrich r.m.

schilderwerk

Malerarbeiten l.mn.

3. schilderwerk (aangebrachte verf):

schilderwerk

Anstrich r.m.

het schilderwerk bladdert

der Anstrich bildet Blasen