niderlandzko » niemiecki
Widzisz podobne wyniki: vooruitlopen , voorbijlopen , vooruitkomen , vooruitziend , doorlopend , voorlopen , vooruitzien , vooruitwerpen , vooruithelpen i vooruitstrevend

voor·uit·lo·pen <liep vooruit, i. vooruitgelopen> [vorœytlopə(n)] CZ. cz. nieprzech.

voor·uit·ziend [vorœytsint] PRZYM.

voor·uit·ko·men <kwam vooruit, i. vooruitgekomen> [vorœytkomə(n)] CZ. cz. nieprzech.

2. vooruitkomen (naar voren komen):

vooruitkomen
nach vorn kommen

voor·bij·lo·pen <liep voorbij, i. voorbijgelopen> [vorbɛilopə(n)] CZ. cz. nieprzech.

voor·uit·hel·pen <hielp vooruit, h. vooruitgeholpen> [vorœythɛlpə(n)] CZ. cz. przech.

voor·uit·wer·pen <wierp vooruit, h. vooruitgeworpen> [vorœytwɛrpə(n)] CZ. cz. przech.

voor·uit·zien1 <zag vooruit, h. vooruitgezien> [vorœytsin] CZ. cz. przech. (voorzien)

voor·lo·pen <liep voor, h./i. voorgelopen> [vorlopə(n)] CZ. cz. nieprzech.

1. voorlopen (voorop lopen):

voorlopen
vor(aus)laufen
voorlopen
vor(an)gehen

2. voorlopen (te snel lopen):

voorlopen
vorgehen
mijn horloge loopt voor
meine Uhr geht vor

door·lo·pend1 [dorlopənt] PRZYM.

voor·uit·stre·vend <vooruitstrevende, vooruitstrevender, vooruitstrevendst> [vorœytstrevənt] PRZYM.

Przeszukaj słownik

niderlandzki

Interfejs: Deutsch | English | Español | Italiano | Polski
Przeszukaj słowniki
Najbardziej popularne