niderlandzko » niemiecki

ver·sie·ren <versierde, h. versierd> [vərsirə(n)] CZ. cz. przech.

1. versieren (opschikken, verfraaien):

3. versieren (voor elkaar krijgen):

hinkriegen pot.

4. versieren pot. (verleiden):

her·struc·tu·re·ren <herstructureerde, h. geherstructureerd> [hɛrstrʏktyrerə(n)] CZ. cz. przech.

her·ove·ren <heroverde, h. heroverd> [hɛrovərə(n)] CZ. cz. przech.

her·in·ne·ren2 <herinnerde zich, h. zich herinnerd> [hɛrɪnərə(n)] CZ. wk ww

herinneren zich herinneren (nog weten):

erinnern an +B.

her·waar·de·ren <herwaardeerde, h. (ge)herwaardeerd> [hɛrwarderə(n)] CZ. cz. przech.

ver·lui·e·ren <verluierde, h. verluierd> [vərlœyərə(n)] CZ. cz. przech.


Interfejs: Deutsch | English | Español | Italiano | Polski