niderlandzko » niemiecki

her·vor·men <hervormde, h. hervormd> [hɛrvɔrmə(n)] CZ. cz. przech.

2. hervormen (tot een betere staat brengen):

her·vor·mer <hervormer|s> [hɛrvɔrmər] RZ. r.m.

her·vormd [hɛrvɔrmt] PRZYM. rel.

her·vor·ming <hervorming|en> [hɛrvɔrmɪŋ] RZ. r.ż. (het hervormen; de reorganisatie)

ver·vor·men2 <vervormde, h. vervormd> [vərvɔrmə(n)] CZ. cz. przech.

2. vervormen (afwijkend doen klinken):

her·ber·gen <herbergde, h. geherbergd> [hɛrbɛrɣə(n)] CZ. cz. przech.

ver·voe·gen1 <vervoegde zich, h. zich vervoegd> [vərvuɣə(n)] CZ. wk ww

vervoegen zich vervoegen (zich begeven naar):

sich verfügen form.

Interfejs: Deutsch | English | Español | Italiano | Polski