Tłumaczenia dla hasła „kleurlinge“ w niderlandzko » niemiecki słowniku

(Przełącz na niemiecko » niderlandzki)

kleur·ling <kleurling|en> [klørlɪŋ] RZ. r.m.

kleurling (van gemengd ras)

Mischling r.m.

kleurling (van gemengd ras)

Halbblut r.n.

kleurling (niet-blanke)

Farbige(r) r.m.

kleu·ring <kleuring|en> [klørɪŋ] RZ. r.ż.

kleuring

Färbung r.ż.

kleuring

Tönung r.ż.

leer·lin·ge <leerlinge|s, leerlinge|n> [lerlɪŋə] RZ. r.ż.

leerlinge forma żeńska od leerling

Zobacz też leerling

leer·ling <leerling|en> [lerlɪŋ] RZ. r.m.

1. leerling (scholier(e)):

leerling

Schüler r.m.

een voorbeeldige leerling

ein Musterschüler

2. leerling (volgeling):

leerling

Schüler r.m.

de leerlingen van Jezus rel.

die Jünger Jesu

3. leerling (aspirant):

leerling

Lehrling r.m.

leerling

Auszubildende(r) r.m.

kleur·mid·del <kleurmiddel|en> [klørmɪdəl] RZ. r.n.

kleurmiddel

Färbemittel r.n.

kleur·loos <kleurloze, kleurlozer, meest kleurloos> [klørlos] PRZYM.

1. kleurloos:

kleurloos (zonder kleur)

farblos

kleurloos (zonder verf)

ungefärbt

2. kleurloos (vaal, bleek):

kleurloos

farblos

3. kleurloos (saai):

kleurloos

farblos

kleurloos

langweilig

kleurloos

fad(e)

kleur·tje <kleurtje|s> [klørcə] RZ. r.n.

1. kleurtje (kleur):

kleurtje

Farbe r.ż.

2. kleurtje (blosje):

kleurtje

Röte r.ż.

3. kleurtje:

kleurtje (potlood)

Farbstifte l.mn.

kleurtje (krijtje)

Farbkreide r.ż.

kleur·rijk [klørɛik] PRZYM.

1. kleurrijk (met veel kleuren):

kleurrijk

farbenreich

kleurrijk

farbig

kleurrijk

bunt

2. kleurrijk przen.:

kleurrijk

farbig