niderlandzko » niemiecki

oost1 [ost] PRZYM. (uit het oosten)

oost2 [ost] PRZYSŁ. (in oostelijke richting)

oost
nach Osten

Oost [ost] RZ. r.ż. geen l.mn. (deel van de wereld)

Oost-Duit·se <Oost-Duitse|n> [osdœytsə] RZ. r.ż.

Oost-Duitse forma żeńska od Oost-Duitser

Zobacz też Oost-Duitser

Oost-Duit·ser <Oost-Duitser|s> [ozdœytsər] RZ. r.m.

Oost-Duit·ser <Oost-Duitser|s> [ozdœytsər] RZ. r.m.

Oost-Duits·land [ozdœytslɑnt] RZ. r.n. geen l.mn.

1. Oost-Duitsland (geografisch na 1990):

Oost-Duitsland
Ostdeutschland r.n.
Oost-Duitsland
Osten r.m. der Bundesrepublik Deutschland

2. Oost-Duitsland (staatkundig van 1949-1990):

Oost-Duitsland
DDR r.ż.
Oost-Duitsland
Ostdeutschland r.n.

3. Oost-Duitsland (staatkundig na 1990):

Oost-Duitsland
die neuen Bundesländer l.mn.
Oost-Duitsland
die ehemalige DDR pot.
Oost-Duitsland
Ostdeutschland r.n.

Oost-In·disch [ostɪndis] PRZYM.

Przykładowe zdania ze słowem oost

de wind is oost
der Wind kommt von Ost
oost west, thuis best przysł.
Ost oder West, daheim das Best'
Oost-Indisch doof zijn
sich taub stellen
de Oost-Indische inkt
die Ausziehtusche
Oost-Indische inkt
(chinesische) Tusche r.ż.
van oost naar west varen
von Ost nach West fahren
betrekkingen tussen Oost en West
Ost-West-Beziehungen
de ontspanning tussen Oost en West
die Entspannung zwischen Ost und West
de West-Duitse/Oost-Duitse mark gesch.
die West-/Ostmark

Przeszukaj słownik

niderlandzki

Interfejs: Deutsch | English | Español | Italiano | Polski
Przeszukaj słowniki
Najbardziej popularne