niderlandzko » niemiecki

over·we·gend1 [ovərweɣənt] PRZYM.

1. overwegend (doorslaggevend):

overwegend
overwegend

2. overwegend przen. (zwaarder wegend):

overwegend

over·we·gend2 [ovərweɣənt] PRZYSŁ. (hoofdzakelijk)

Przykładowe zdania ze słowem overwegend

we hebben overwegend zon gehad

Interfejs: Deutsch | English | Español | Italiano | Polski