niderlandzko » niemiecki
Widzisz podobne wyniki: hebzuchtig , eerzuchtig , vervluchtigen , medeplichtige , heerszuchtig , genotzuchtig , bekrachtigen , baatzuchtig , zelfzuchtig , bezichtigen , bemachtigen , bevochtigen i vluchtig

eer·zuch·tig <eerzuchtige, eerzuchtiger, eerzuchtigst> [erzʏxtəx] PRZYM.

heb·zuch·tig <hebzuchtige, hebzuchtiger, hebzuchtigst> [hɛpsʏxtəx] PRZYM.

me·de·plich·ti·ge <medeplichtige|n> [medəplɪxtəɣə] RZ. r.m.

ver·vluch·ti·gen <vervluchtigde, i. vervluchtigd> [vərvlʏxtəɣə(n)] CZ. cz. nieprzech.

be·krach·ti·gen <bekrachtigde, h. bekrachtigd> [bəkrɑxtəɣə(n)] CZ. cz. przech.

1. bekrachtigen (officieel erkennen):

bekrachtigen
bekräftigen

2. bekrachtigen (bevestigen):

bekrachtigen
bekräftigen
bekrachtigen
bestätigen

ge·not·zuch·tig [ɣənɔtsʏxtəx] PRZYM.

heers·zuch·tig <heerszuchtige, heerszuchtiger, heerszuchtigst> [hersʏxtəx] PRZYM.

vluch·tig <vluchtige, vluchtiger, vluchtigst> [vlʏxtəx] PRZYM.

be·voch·ti·gen <bevochtigde, h. bevochtigd> [bəvɔxtəɣə(n)] CZ. cz. przech.

be·mach·ti·gen <bemachtigde, h. bemachtigd> [bəmɑxtəɣə(n)] CZ. cz. przech.

2. bemachtigen (zich meester maken van):

bemachtigen
sich bemächtigen +D.

be·zich·ti·gen <bezichtigde, h. bezichtigd> [bəzɪxtəɣə(n)] CZ. cz. przech.

zelf·zuch·tig <zelfzuchtige, zelfzuchtiger, zelfzuchtigst> [zɛlfsʏxtəx] PRZYM.

baat·zuch·tig [batsʏxtəx] PRZYM.

Przeszukaj słownik

niderlandzki

Interfejs: Deutsch | English | Español | Italiano | Polski
Przeszukaj słowniki
Najbardziej popularne