Tłumaczenia dla hasła „uitstoten“ w niderlandzko » niemiecki słowniku

uit·sto·ten <stootte uit/stiet uit, h. uitgestoten> [œytstotə(n)] CZ. cz. przech.

1. uitstoten:

uitstoten (verstoten)

ausstoßen

uitstoten (buitensluiten)

ausschließen

iem uitstoten uit de groep

jdn aus der Gruppe ausschließen

2. uitstoten (hortend uiten: zucht, kreet):

uitstoten

ausstoßen

3. uitstoten:

uitstoten (door, met stoten verwijderen)

ausschlagen

uitstoten (adem, gas, rook)

ausstoßen

een ruit uitstoten

eine Scheibe rausschlagen

Przykładowe zdania ze słowem uitstoten

een ruit uitstoten

eine Scheibe rausschlagen

iem uitstoten uit de groep

jdn aus der Gruppe ausschließen