Tłumaczenia dla hasła „bekleedsel“ w niemiecko » niderlandzki słowniku

(Przełącz na niderlandzko » niemiecki)

be·ˈklei·den CZ. cz. przech.

bekleiden

bekleden

be·ˈkleck·sen CZ. cz. przech.

beklecksen

bekladden

beklecksen

kliederen [o. knoeien] op

ˈun·be·klei·det PRZYM. podn.

unbekleidet

ongekleed

be·ˈkla·gens·wert [bəˈklaːgn̩sveːɐ̯t] PRZYM.

beklagenswert

beklagenswaardig

beklagenswert

betreurenswaardig

be·ˈkle·ckern CZ. cz. przech.

bekleckern

knoeien [o. morsen] op

bekleckern

bemorsen

du hast dich wieder bekleckert!

jij hebt weer geknoeid!

Be·ˈklei·dung <Bekleidung, Bekleidungen> RZ. r.ż.

Bekleidung

kleding

Bekleidung (eines Amtes)

bekleding

be·ˈkla·gen¹ [bəˈklaːgn̩] CZ. cz. przech.

beklagen

beklagen

beklagen

betreuren

be·ˈklau·en CZ. cz. przech. pot.

beklauen

bestelen

be·ˈklom·men [bəˈklɔmən] PRZYM.

beklommen

benauwd

beklommen

gedrukt

beklommen

bedrukt

beklommen

benepen