Tłumaczenia dla hasła „nachtkaars“ w niemiecko » niderlandzki słowniku

(Przełącz na niderlandzko » niemiecki)

ˈNacht·klub RZ. r.m.

Nachtklub

nachtclub

ˈNach·trag <Nachtrag(e)s, Nachträge> [ˈnaːxtraːk, -trɛːgə] RZ. r.m. (Ergänzung im Brief)

Nachtrag

aanhangsel r.n.

Nachtrag

bijvoegsel r.n.

Nachtrag

toevoegsel r.n.

Nachtrag

aanvulling

Nachtrag

supplement r.n.

ˈNacht·asyl RZ. r.n. (für die Nacht)

Nachtasyl

onderdak r.n.

ˈNacht·wa·che RZ. r.ż.

1. Nachtwache (Dienst):

Nachtwache

nachtwake

bei einem Kranken Nachtwache halten

bij een zieke 's nachts waken

2. Nachtwache (Person):

Nachtwache

nachtwacht r.m. en r.ż.

Nachtwache

nachtwaker(nachtwaakster) r.m. (r.ż.)

ˈnacht·blind PRZYM.

nachtblind

nachtblind

ˈnach·tei·lig PRZYM.

nachteilig

nadelig

nachteilig

schadelijk

nachteilig

ongunstig

sich nachteilig auf etw B. auswirken

nadelige gevolgen voor iets hebben

ˈNach·ti·gall <Nachtigall, Nachtigallen> [ˈnaxtɪgal] RZ. r.ż.

Nachtigall

nachtegaal

die Nachtigall singen lehren wollen podn.

een meester in zijn vak nog willen leren

ˈNacht·la·ger RZ. r.n.

1. Nachtlager:

Nachtlager

bivak r.n.

Nachtlager

nachtleger

2. Nachtlager podn.:

Nachtlager

slaapplaats

Nachtlager

bed r.n.

ˈnacht·ak·tiv PRZYM. BIOL.

nachtaktiv

's nachts actief