Tłumaczenia dla hasła „verkaufszeit“ w niemiecko » niderlandzki słowniku

ver·ˈkau·fen² [fɛɐ̯ˈk͜aufn̩] CZ. cz. zwr.

1. verkaufen (verkauft werden):

verkaufen

verkopen

verkaufen

verkocht worden

2. verkaufen (sich selbst darstellen):

verkaufen

zichzelf verkopen

verkaufen

zich uitleveren

sich dem Feind verkaufen

zich door de vijand laten omkopen

3. verkaufen reg. (falsch kaufen):

sich mit einem Buch verkaufen

een verkeerd boek kopen

Ver·ˈfalls·zeit RZ. r.ż.

1. Verfallszeit:

Verfallszeit

periode van verval r.n.

2. Verfallszeit FIN.:

Verfallszeit

vervaltijd

Verfallszeit

vervaldag

ver·ˈkaufs·of·fen PRZYM.

verkaufsoffen

geopend

ein verkaufsoffener Samstag

een zaterdagmiddag waarop de winkels geopend zijn

ver·ˈka·tert [fɛɐ̯ˈkaːtɐt] PRZYM. pot.

verkatert

katterig

verkatert

met een kater

ˈEin·kaufs·zet·tel RZ. r.m.

Einkaufszettel

boodschappenlijstje

Ver·ˈkaufs·ar·gu·ment RZ. r.n.

Verkaufsargument

verkoopargument r.n.