Tłumaczenia dla hasła „Türkin“ w niderlandzko » niemiecki słowniku

(Przełącz na niemiecko » niderlandzki)

tur·bi·ne <turbine|s> [tʏrbinə] RZ. r.ż.

turbine

Turbine r.ż.

tu·ren <tuurde, h. getuurd> [tyrə(n)] CZ. cz. nieprzech.

turen (zoekend)

spähen

turen (zoekend)

äugen

turen (strak kijkend)

starren

op [o. naar ] iets turen

nach etw C. spähen

zitten turen przen.

starren

tur·nen <turnde, h. geturnd> [tʏrnə(n)] CZ. cz. nieprzech.

turnen

turnen

het vrije turnen

das Bodenturnen

tur·ven <turfde, h. geturfd> [tʏrvə(n)] CZ. cz. nieprzech.

1. turven (tellen door streepjes te zetten):

turven

eine Strichliste führen

2. turven (turf trekken):

turven

Torf stechen

tuin <tuin|en> [tœyn] RZ. r.m.

tuin

Garten r.m.

botanische tuin

botanische(r) Garten r.m.

elk heeft in zijn eigen tuin genoeg te wieden przysł.

jeder jäte seinen Garten, dann hat er genug zu warten

iem om de tuin leiden

jdn hinters Licht führen

iem om de tuin leiden

jdn hintergehen

tur·koois¹ [tʏrkojs] RZ. r.n. geen l.mn.

1. turkoois (edelgesteente):

turkoois

Türkis r.m.

2. turkoois (kleur):

turkoois

Türkis r.n.

tur·kooi·zen [tʏrkojzə(n)] PRZYM.

1. turkooizen (kleur):

turkooizen

türkisfarben

turkooizen

türkisfarbig

turkooizen

türkis

2. turkooizen (van turkoois):

turkooizen

aus Türkis

turkooizen

Türkis-

Tur·kije [tʏrkɛiə] RZ. r.n. geen l.mn.

Turkije

Türkei r.ż.

naar Turkije reizen

in die Türkei reisen

wer·king <werking|en> [wɛrkɪŋ] RZ. r.ż.

1. werking (het functioneren):

werking

Funktionieren r.n.

werking

Betrieb r.m.

buiten werking

außer Betrieb [o. Gebrauch] [o. Funktion]

in werking stellen [o. zetten]

einschalten

in werking stellen [o. zetten]

in Betrieb setzen

de wet treedt 1 januari in/buiten werking przen.

das Gesetz tritt am 1. Januar in/außer Kraft

de werking van een machine

die Arbeitsweise einer Maschine

2. werking (uitwerking):

werking

Wirkung r.ż.

de heilzame werking van iets

die heilsame Wirkung von etw

zonder werking blijven

wirkungslos bleiben

3. werking (beweging, vervorming):

werking

Verziehen r.n.

werking

Verformung r.ż.

er zit werking in het hout/in die muur

das Holz arbeitet/die Mauer versackt

Turks [tʏrks] PRZYM.

Turks

türkisch

Turks bad

türkische(s) Bad r.n.

het Turks

das Türkisch(e)

Turk·se <Turkse|n> [tʏrəksə] RZ. r.ż.

Turkse forma żeńska od Turk

Zobacz też Turk

Turk <Turk|en> [tʏrk] RZ. r.m.

Turk

Türke r.m.

Tu·rijn [tyrɛin] RZ. r.n. geen l.mn.

Turijn

Turin r.n.

kok·kin <kokkin|nen> [kɔkɪn] RZ. r.ż.

kokkin forma żeńska od kok

Zobacz też kok

kok <kok|s> [kɔk] RZ. r.m.

kok

Koch r.m.

het zijn niet allen koks die lange messen dragen przysł.

es sind nicht alles Köche, die lange Messer tragen

Turk <Turk|en> [tʏrk] RZ. r.m.

Turk

Türke r.m.

on·der·kin <onderkin|nen> [ɔndərkɪn] RZ. r.ż.

onderkin

Unterkinn r.n.

een dubbele onderkin

ein Doppelkinn

turf <turven> [tʏrf] RZ. r.m.

1. turf (veen als brandstof):

turf

Torf r.m.

2. turf (stuk gedroogd veen):

turf

Torfballen r.m.

toen hij nog maar drie turven hoog was przen.

als er noch ein Dreikäsehoch war żart.

3. turf (dik boek):

turf

Wälzer r.m. pot.

tui·nen <tuinde, h. getuind> [tœynə(n)] CZ. cz. nieprzech.

erin tuinen

auf den Leim gehen pot.

kin <kin|nen> [kɪn] RZ. r.ż.

kin

Kinn r.n.

een dubbele kin

ein Doppelkinn

een wijkende [o. terugspringende ] kin

ein fliehendes Kinn

tui <tui|en> [tœy] RZ. r.ż.

tui

Abspannseil r.n.

tui

Abspannung r.ż.

tui

Spannleine r.ż.

tuk¹ [tʏk]

iem tuk nemen

jdn zum Besten halten