niderlandzko » niemiecki

Tłumaczenia dla hasła „balans“ w niderlandzko » niemiecki słowniku (Przełącz na niemiecko » niderlandzki)

ba·lans <balans|en> [balɑns] RZ. r.ż.

1. balans (weegwerktuig):

balans
Balkenwaage r.ż.

2. balans (evenwicht):

balans
Gleichgewicht r.n.
balans
Balance r.ż.
iets in balans houden
etw im Gleichgewicht halten
uit balans raken
aus der Balance kommen
uit balans raken
das Gleichgewicht verlieren

Przykładowe zdania ze słowem balans

de balans slaat door
der Zeiger der Waage schlägt aus
de balans sluit niet
die Bilanz stimmt nicht
de balans met verliessaldo
der Verlustabschluss
de balans met winstsaldo
der Gewinnabschluss
iets in balans houden
etw im Gleichgewicht halten
een balans afsluiten
eine Bilanz abschließen
de balans opmaken
die Bilanz aufstellen
de fiscale balans
die Steuerbilanz
de tussentijdse balans
die Zwischenbilanz
uit balans raken
aus der Balance kommen
een geflatteerde balans
eine frisierte Bilanz
de jaarlijkse balans
die Jahresbilanz
de balans flatteren
die Bilanz aufputzen [o. frisieren] pot.
de arm van een balans
der Arm einer Waage
het actief en passief van een balans
die Aktiva und Passiva der Bilanz

Przeszukaj słownik

niderlandzki

Interfejs: Deutsch | English | Español | Italiano | Polski
Przeszukaj słowniki
Najbardziej popularne