Tłumaczenia dla hasła „eigenartiger“ w niderlandzko » niemiecki słowniku

(Przełącz na niemiecko » niderlandzki)

ei·ge·na·res <eigenares|sen> [ɛiɣənarɛs] RZ. r.ż.

eigenares forma żeńska od eigenaar

Zobacz też eigenaar

ei·ge·naar <eigenaar|s> [ɛiɣənar] RZ. r.m.

eigenaar

Eigentümer r.m.

eigenaar

Besitzer r.m.

eigenaar

Inhaber r.m.

blote eigenaar jur.

rechtliche(r) Eigentümer r.m.

deze auto is drie keer van eigenaar veranderd

dieses Auto hat dreimal den Besitzer gewechselt

de eigenaar van het voertuig

der Halter des Fahrzeugs

de eigenaar van de zaak

der Geschäftsinhaber

ei·gen·aar·dig <eigenaardige, eigenaardiger, eigenaardigst> [ɛiɣənardəx] PRZYM.

1. eigenaardig (eigen karakter hebbend):

eigenaardig

eigenartig

eigenaardig

eigentümlich

een eigenaardig gezegde/gebruik

eine eigenartige Redensart/ein eigentümlicher Brauch

2. eigenaardig:

eigenaardig

merkwürdig

eigenaardig

sonderbar

zich eigenaardig gedragen

sich merkwürdig verhalten

er eigenaardige ideeën op na houden

absonderliche Ideen hegen

iets eigenaardigs hebben

etw Merkwürdiges an sich C. haben

hij was een eigenaardige jongen

er war ein seltsamer Junge

ei·gen·aar·dig·heid <eigenaardig|heden> [ɛiɣənardəxhɛit] RZ. r.ż.

1. eigenaardigheid (het eigenaardig zijn):

eigenaardigheid

Eigenart r.ż.

eigenaardigheid

Eigenartigkeit r.ż.

2. eigenaardigheid (bijzondere eigenschap):

eigenaardigheid

Eigenart r.ż.

eigenaardigheid

Eigenheit r.ż.

eigenaardigheid

Eigentümlichkeit r.ż.

ei·ge·naar <eigenaar|s> [ɛiɣənar] RZ. r.m.

eigenaar

Eigentümer r.m.

eigenaar

Besitzer r.m.

eigenaar

Inhaber r.m.

blote eigenaar jur.

rechtliche(r) Eigentümer r.m.

deze auto is drie keer van eigenaar veranderd

dieses Auto hat dreimal den Besitzer gewechselt

de eigenaar van het voertuig

der Halter des Fahrzeugs

de eigenaar van de zaak

der Geschäftsinhaber

ei·gen·mach·tig <eigenmachtige, eigenmachtiger, eigenmachtigst> [ɛiɣə(n)mɑxtəx] PRZYM.

eigenmachtig

eigenmächtig

eigenmachtig handelen

eigenmächtig handeln

eigenmachtig handelen

auf eigene Faust handeln

een eigenmachtig optreden

ein eigenmächtiges Vorgehen

ei·gen·tijds <eigentijdse, meer eigentijds, meest eigentijds> [ɛiɣə(n)tɛits] PRZYM.

eigentijds

zeitgenössisch

eigentijds

modern

ei·gen·han·dig [ɛiɣə(n)hɑndəx] PRZYM.

eigenhandig

eigenhändig

eigenhandig

selbst

eigenhandig geschreven

handgeschrieben