niderlandzko » niemiecki

ge·was·sen1 [ɣəwɑsə(n)] PRZYM.

gewassen
gewassen
Tusch-
een gewassen tekening

ge·was·sen2 CZ.

gewassen volt. deelw. van wassen², wassen³, wassen⁴

Zobacz też wassen , wassen , wassen , wassen

was·sen4 <wies, i. gewassen> [wɑsə(n)] CZ. cz. nieprzech.

1. wassen (groeien):

was·sen3 <waste, h. gewast> [wɑsə(n)] CZ. cz. przech. (met was bestrijken)

was·sen2 <waste, h. gewassen> [wɑsə(n)] CZ. cz. przech.

2. wassen SZT.:

3. wassen kaarten:

de gewassen pentekening

was·sen1 [wɑsə(n)] PRZYM.


Interfejs: Deutsch | English | Español | Italiano | Polski