Tłumaczenia dla hasła „moment“ w niderlandzko » niemiecki słowniku

mo·ment <moment|en> [momɛnt] RZ. r.n.

1. moment (ogenblik):

moment

Moment r.m.

moment

Augenblick r.m.

heb je een momentje? (wacht je even?)

wartest du einen Moment?

heb je een momentje? (heb je even tijd)

hast du einen Moment Zeit?

één moment, ik kom zó

einen Moment bitte, ich komme sofort

dit is niet het moment om … (pregnant)

dies ist jetzt nicht der Moment, …

op het moment

im Moment [o. Augenblick]

moment!

Moment!

moment!

einen Augenblick!

2. moment (gebeurtenis):

moment

Moment r.m.

moment

Augenblick r.m.

een groot moment voor de mensheid form.

eine Sternstunde der Menschheit

3. moment nat.:

moment

Moment r.n.

Przykładowe zdania ze słowem moment

moment!

Moment!

op een ongunstig moment

in einem ungünstigen Moment

op dit suprême moment

in diesem Augenblick höchster Spannung

op het goede moment

im richtigen Moment [o. Augenblick]

op het juiste moment

im richtigen Moment

het gunstig moment waarnemen

die Gunst des Augenblicks nutzen

op dit moment

in diesem Augenblick

een zuur moment

ein bitterer Augenblick

een pijnlijk moment

ein peinlicher Moment

op het moment

im Moment [o. Augenblick]

de danseres wankelde een moment

die Tänzerin wankte einen Augenblick

dit is het moment suprême

das ist der absolute Höhepunkt

op een heel ongelegen moment

zu ungelegener Zeit

één moment, ik kom zó

einen Moment bitte, ich komme sofort

op het meest ongeschikte moment

im unpassendsten Augenblick

hij kan ieder moment komen

er kann jeden Augenblick kommen

een groot moment voor de mensheid form.

eine Sternstunde der Menschheit

ik heb er geen moment bij stilgestaan

ich habe keinen Moment daran B. gedacht