Tłumaczenia dla hasła „wisselaar“ w niderlandzko » niemiecki słowniku

(Przełącz na niemiecko » niderlandzki)

wis·sel·slag [wɪsəlslɑx] RZ. r.m. geen l.mn.

wisselslag

Lagen l.mn.

kwan·se·laar <kwanselaar|s> [kwɑnsəlar] RZ. r.m.

kwanselaar

≈ Schacherer r.m.

wis·se·len¹ <wisselde, h. gewisseld> [wɪsələ(n)] CZ. cz. przech.

1. wisselen (onderling (doen) veranderen):

wisselen

wechseln

wisselen

tauschen

de plaatsen wisselen

die Plätze tauschen

(van) tanden wisselen

die Zähne wechseln

van plaats wisselen

den Platz wechseln

2. wisselen econ.:

wisselen

wechseln

wisselen

umtauschen

een euro wisselen

einen Euro wechseln

honderd euro wisselen in Zwitserse franken

hundert Euro gegen [o. in] Schweizer Franken umtauschen

de prijzen wisselen nogal

die Preise variieren ziemlich

wis·se·ling <wisseling|en> [wɪsəlɪŋ] RZ. r.ż.

wisseling

Wechsel r.m.

bij de wisseling van het jaar

zum Jahreswechsel

een wisseling in het bestuur

ein Wechsel im Vorstand

in de wisseling der tijden

im Wandel der Zeiten

de wisseling van de wacht ook przen.

die Wachablösung

met·se·laar <metselaar|s> [mɛtsəlar] RZ. r.m.

metselaar

Maurer r.m.

wis·sel·be·ker <wisselbeker|s> [wɪsəlbekər] RZ. r.m.

wisselbeker

Wanderpokal r.m.

wis·sel·koers <wisselkoers|en> [wɪsəlkurs] RZ. r.m.

wisselkoers

Wechselkurs r.m.

wis·sel·kan·toor <wisselkan|toren> [wɪsəlkɑntor] RZ. r.n.

wisselkantoor

Wechselstelle r.ż.

wisselkantoor

Wechselstube r.ż.

wis·sel·geld [wɪsəlɣɛlt] RZ. r.n. geen l.mn.

1. wisselgeld (geld dat men terug ontvangt):

wisselgeld

Wechselgeld r.n.

2. wisselgeld (klein geld):

wisselgeld

Wechselgeld r.n.

wisselgeld

Kleingeld r.n.

wis·se·was·je <wissewasje|s> [wɪsəwɑʃə] RZ. r.n.

wissewasje

Kleinigkeit r.ż.

wissewasje

Bagatelle r.ż.

wissewasje

Lappalie r.ż.

knut·se·laar <knutselaar|s> [knʏtsəlar] RZ. r.m.

knutselaar

Bastler r.m.

knutselaar

Tüftler r.m. pot.